- Spaans Nederlands
- la guía turística = de reisgids
- la mejor época = de beste periode
- el albergue = de herberg
- el peregrino = de pelgrim
- la primavera = de lente
- turístico = toeristisch
- la ruta de peregrinación = de pelgrimsroute
- sencillo = eenvoudig
- el destino = de bestemming
- llover = regenen
- más largo que = langer dan
- tan importante como = net zo belangrijk als
- el verano = de zomer
- menos = minder
- las comodidades = het comfort
- la estación del año = het seizoen
- el otoño = de herfst
- el invierno = de winter
- la comparación = de vergelijking
- el mes menos atractivo = de minst aantrekkelijke maand
- el comparativo = de vergelijkende trap
- mayor = groter
- mejor = beter
- malo = slecht
- peor = slechter