FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A2-niveau
A2 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A2, Thema 10
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Spaans
Nederlands
¡Buen trabajo!
=
Goed gedaan/prima werk!
¿Qué pasa?
=
Wat is er?
¿Tienes tiempo para mí?
=
Heb je tijd voor mij?
Ancho
=
Breed
Asistir
=
Helpen/meehelpen
Barrer
=
Vegen
Barrer el suelo
=
De vloer vegen
Colaborar
=
Meewerken/samenwerken
Colaborativo
=
Samenwerkend/-e
Colgar los anuncios
=
De aanplakbiljetten ophangen
Consultar al jefe
=
Met de baas overleggen
Decorar
=
Versieren
El arroz
=
De rijst
El bailador
=
De danser
El botiquín de primeros auxilios
=
De EHBO koffer
El camarero/la camarera
=
De ober/de serveerster
El campo de fútbol
=
Het voetbalveld
El clavo
=
De spijker
El desfile
=
De optocht
El equipo de música
=
De muziekinstallatie
El estado de las cosas
=
De stand van zaken
El extintor de incendios
=
De brandblusser
El globo
=
De ballon
El grupo máximo
=
De maximale groepsgrootte
El grupo meta
=
De doelgroep
El guitarrista
=
De gitarist
El número máximo de
=
Het maximum aantal…
El objetivo
=
Het doel
El palo
=
De stok
El papel de colores
=
Het gekleurd papier
El payaso
=
De clown
El pegamento/la cola de pegar
=
De plak/lijm
El periódico
=
De krant
El pincel
=
Het penseel
El precio está cambiado
=
De prijs is gewijzigd
El reparto de tareas
=
De taakverdeling
El tubo de papel de cocina
=
De keukenrol
Hacer bricolaje/manualidades
=
Knutselen
Hacer el guión (de actividades)
=
Het draaiboek maken
Hacer un desfile
=
Een optocht maken
Invitar a un cantante
=
Een zanger uitnodigen
La cinta adhesiva
=
Het plakband
La escoba
=
De veger/bezem
La fiesta es el domingo por la noche
=
Het feest is zondagavond
La fiesta infantil
=
Het kinderfeest
La máscara
=
Het masker
La medida de seguridad
=
De veiligheidsmaatregel
La promoción
=
De promotie/het reclame maken
La semana que viene/la próxima semana
=
De volgende week
La tarde de bricolaje
=
De knutselmiddag
La tarde de juegos
=
De spelletjesmiddag
La tirita
=
De pleister
Las luces para fiestas
=
De feestverlichting
Las tijeras infantiles
=
De kinderschaar
Lo voy a pasar/lo pasaré
=
Ik zal het doorgeven
Lo voy a preguntar/lo preguntaré
=
Ik zal het vragen
Los detalles
=
De bijzonderheden
Me parece buena idea
=
Het lijkt me een goed idee
Ordenar
=
Opruimen
Organizo una excursion
=
Ik organiseer een excursie
Pienso que...
=
Ik denk dat...
Preparar
=
Bereiden / Klaarzetten
Reunir el material necesario
=
Het benodigde materiaal verzamelen
Solamente/sólo hay 4 inscripciones
=
Er zijn maar 4 inschrijvingen
Tenemos que anular el viaje
=
We moeten de reis annuleren
Tener ideas
=
Ideeën hebben
Tengo otra pregunta
=
Ik heb nog een vraag
Vender
=
Verkopen
Vender los billetes por € 5
=
De kaartjes voor € 5 verkopen
Viejo
=
Oud