FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A2-niveau
A2 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A2, Thema 3
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Spaans
Nederlands
Por la mañana
=
’s ochtends
Llegar a…
=
Aankomen in…/bij…
Simpático
=
Aardig
Detrás de la sala de recreo
=
Achter de recreatieruimte
Aconsejar
=
Adviseren/aanbevelen
Todos los hoteles/todas las habitaciones
=
Alle hotels/alle kamers
Sólo
=
Alleen maar/slechts
Hacer barbacoa
=
Barbecueën
Empezar
=
Beginnen/comenzar
Pagado
=
Betaald (bijvoeglijk naamwoord)
Pagar
=
Betalen
Guardar
=
Bewaren
Casi
=
Bijna
Quedarse
=
Blijven
Llevar
=
Brengen / Meenemen
Fuera del centro de la ciudad
=
Buiten het stadscentrum
Estar de mal humor
=
Chagrijnig zijn
Allí
=
Daar
Después
=
Daarna
Luego
=
Dan
La primera calle a la izquierda
=
De 1e straat links
La segunda calle a la derecha
=
De 2e straat rechts
El fregadero de platos
=
De afwasplaats
La animación
=
De animatie
El médico/la médica
=
De arts/dokter (man/vrouw)
El coche
=
de auto
Las Islas Baleares
=
De Balearen
La tarjeta bancaria
=
De bankpas
La zona de barbacoa
=
De barbecuezone
La planta baja
=
De begane grond
El lugar de interés
=
De bezienswaardigheid
El barco
=
de boot
El paseo en barco
=
De boottocht / De rondvaart
El autobús
=
de bus
La parada de autobús
=
De bushalte
El paseo en autobús
=
De bustour
El camping dispone de…
=
De camping beschikt over…
El día de salida
=
De dag van vertrek/vertrekdag
La discoteca
=
De discotheek
El puesto de primeros auxilios
=
De eerste hulp/EHBO post
La bicicleta
=
de fiets
El paseo en bicicleta
=
De fietstocht
El jefe/la jefa de recepción
=
De front office manager (man/vrouw)
La parada
=
De halte
La toalla
=
De handdoek
El puerto
=
De haven
La capital
=
De hoofdstad
La pista de petanca
=
De jeu des boulesbaan
La habitación todavía está ocupada
=
De kamer is nog bezet
Dejar la habitación
=
De kamer verlaten
La taquilla
=
De kassa/het loket
La catedral
=
De kathedraal
La iglesia
=
De kerk
La carta de reclamación/carta de queja
=
De klachtenbrief
El reloj
=
De klok
El rey
=
De koning
La reina
=
De koningin
La oferta de última hora
=
De last minute aanbieding
La línea
=
De lijn
El aeropuerto
=
De luchthaven
El mercado
=
De markt
El metro
=
de metro
La tarde
=
De middag
El Mar Mediterráneo
=
De Middellandse zee
El campo de minigolf
=
De midgetgolfbaan
La moto
=
De motor
La noche
=
De nacht
La salida de emergencia
=
De nooduitgang
La sala de desayuno
=
De ontbijtzaal
Los papeles
=
De papieren
El paraguas
=
De paraplu
El cajero automático/telebanco
=
De pinautomaat
La plaza
=
De plaats (in een accommodatie of voor een excursie) / Het plein
La oficina de recepción
=
De receptie
La sala de recreo
=
De recreatieruimte
Los documentos de viaje/los papeles de viaje
=
De reispapieren
La sauna
=
De sauna
La barrera cierra a las 22.00 (de la noche)
=
De slagboom sluit om 22.00
Las calles estrechas
=
De smalle straatjes
La sala de juegos
=
De speelhal
El parque infantil está al lado derecho
=
De speeltuin is aan de rechterkant
El plano de la ciudad
=
De stadsplattegrond
Las prácticas
=
De stage
El/la estudiante en prácticas
=
De stagiair (man/vrouw)
El chiringuito
=
De strandtent
El taxi
=
De taxi
La pista de tenis/la cancha de tenis
=
De tennisbaan
El acceso
=
De toegang
El tranvía
=
De tram
Tomar el tren
=
De trein nemen
El servicio de transporte
=
De vervoerservice
El estanque
=
De vijver
El partido de fútbol
=
De voetbalwedstrijd
El espectáculo
=
De voorstelling
Los objetos de valor
=
De waardevolle spullen
El paseo
=
De wandeling
La lavandería
=
De wasplaats
La Haya
=
Den Haag
Cerca del edificio sanitario
=
Dicht bij het toiletgebouw
Diversos
=
Diverse
A través de
=
Door middel van / Via
Caro
=
Duur
Tomar un helado
=
Een ijsje eten
Una habitación con 2 camas
=
Een kamer met 2 bedden
Una buena oferta
=
Een mooie aanbieding
Una habitación más tranquila
=
Een rustigere kamer
Hacer un paseo
=
Een tocht maken
Dar un paseo
=
Een wandeling maken
Primero
=
Eerst
Terminar
=
Eindigen
Sacar dinero
=
Geld pinnen
Dar
=
Geven
Ayer
=
Gisteren
Jugar al golf
=
Golfen
De forma gratuita
=
Gratis
El cartel
=
Het aanplakbiljet
El equipo de animación
=
Het animatieteam
La respuesta
=
Het antwoord
Empieza a las 10.00
=
Het begint om 10.00
El barquito
=
Het bootje
La isla
=
Het eiland
El jefe/la jefa de animación
=
Het hoofd van het animatieteam (man/vrouw)
El helado
=
Het ijsje
Vale la pena
=
Het is de moeite waard
Está cerca del…/de la…
=
Het is dicht bij de…/het…
Está abierto de las 9.00 a las 14.00
=
Het is geopend van 9.00 tot 14.00
Hace mucho calor
=
Het is heel warm weer
Hace frío
=
Het is koud weer
No está incluido en el precio
=
Het is niet bij de prijs inbegrepen
No está permitido
=
Het is niet toegestaan
Hace mal tiempo
=
Het is slecht weer
La tarjeta/el billete
=
Het kaartje
El número de su habitación es el 231
=
Het kamernummer is 231
El castillo
=
Het kasteel
El palacio real
=
Het koninklijk paleis
La temporada baja
=
Het laagseizoen
El país
=
Het land
El parque natural/parque nacional
=
Het natuurgebied
El norte
=
Het noorden
El nordeste/ noreste
=
Het noordoosten
El noroeste
=
Het noordwesten
El este
=
Het oosten
El caballo
=
Het paard
El palacio
=
Het paleis
El parador
=
Het parador/luxe staatshotel
El parque
=
Het park
Llueve
=
Het regent
El permiso de conducir/ el carnet de conducir
=
Het rijbewijs
Cierra a las 18.00
=
Het sluit om 18.00
El polideportivo
=
Het sportcomplex
La estación
=
het station
El edificio sanitario
=
Het toiletgebouw
El medio de transporte
=
Het vervoermiddel
El avión
=
Het vliegtuig
El estadio de fútbol
=
Het voetbalstadion
El oeste
=
Het westen
El sur
=
Het zuiden
El sureste
=
Het zuidoosten
El suroeste
=
Het zuidwesten
¿Para ir a la estación?
=
Hoe kom ik bij het station?
¿Qué hora es?
=
hoe laat is het?
¿A qué hora puedo desayunar?
=
Hoe laat kan ik ontbijten?
¿A qué hora se sirve el desayuno?
=
Hoe laat wordt het ontbijt geserveerd?
¿A qué hora?
=
Hoe laat?
Cada media hora
=
Ieder half uur/om het half uur
Cada cuarto de hora
=
Ieder kwartier/om het kwartier
Cada hora
=
Ieder uur/om het uur
Cada 10 mintutos
=
Iedere 10 minuten/om de 10 minuten
Le aconsejo…
=
Ik adviseer u…
En forma de buffet
=
In buffetvorm
En el centro
=
In het centrum
Incluido
=
Inbegrepen
¿Hay un cine por aquí?
=
Is er een bioscoop in de buurt?
¿Hay ascensor?
=
Is er een lift?
¿Hay televisión/teléfono en la habitación?
=
Is er televisie/telefoon op de kamer?
¿El desayuno está incluido?
=
Is het ontbijt daarbij inbegrepen?
¿Puedo pagar con tarjeta de crédito?
=
Kan ik met een creditcard betalen?
Niños menores de 9 años
=
Kinderen onder de 9 jaar
Comprar
=
Kopen
Obtener
=
Krijgen/verkrijgen
A la izquierda de la oficina de recepción
=
Links van de receptie
De lujo/lujoso
=
Luxe/luxueus
Con 2 camas separadas
=
Met 2 aparte bedden
Con media pensión
=
Met halfpension
Con pensión completa
=
Met volpension
Bonito
=
Mooi
Hacia arriba
=
Naar boven
Girar a la derecha
=
Naar rechts gaan/afbuigen
Al lado del campo de fútbol
=
Naast het voetbalveld
Holandés/holandesa
=
Nederlands
Poner
=
Neerleggen/neerzetten
Ahora
=
Nu
Porque
=
Omdat/want
Estar descontento de...
=
Ontevreden zijn over...
¿En qué régimen?
=
Op basis van welke verzorging?
En el segundo/tercer/cuarto piso
=
Op de 2e/3e/4e verdieping
En este momento
=
Op dit moment
En un piso bajo
=
Op een lage verdieping
Al final de la calle
=
Op het einde van de straat
A tiempo
=
Op tijd
¿En qué piso está la habitación?
=
Op welke verdieping is de kamer?
Abrir
=
Openen/open gaan
Organizar
=
Organiseren
Histórico
=
Oud
Dentro de unos minutos
=
Over een paar minuten
Entregar
=
Overhandigen/afgeven
Montar a caballo
=
Paardrijden
Por persona
=
Per persoon
Popular
=
Populair
Todo recto
=
Rechtdoor
Seguir todo recto
=
Rechtdoor gaan
A la derecha del supermercado
=
Rechts van de supermarkt
Llover
=
Regenen
Fumar
=
Roken
Tranquilo
=
Rustig (bijvoeglijk naamwoord)
Limpio
=
Schoon
Escribir
=
Schrijven
Desde
=
Sinds
Cerrar
=
Sluiten
Hablar con el señor Márquez
=
Spreken/praten met de heer Márquez
Hacer prácticas
=
Stage lopen
Enfrente de la barrera
=
Tegenover de slagboom
Finalmente
=
Tenslotte/uiteindelijk
Volver
=
Teruggaan/terugkeren
Tener tiempo para
=
Tijd hebben om
El/la turista
=
Toerist (man/vrouw)
Hasta
=
Tot
Hasta la plaza
=
Tot aan het plein
Entre la pista de tenis y el campo de minigolf
=
Tussen de tennisbaan en de midgetgolfbaan
Tiene que seguir los letreros
=
U moet de borden volgen
Tiene que tomar el autobús
=
U moet de bus nemen
Tiene que girar a la izquierda
=
U moet naar links gaan/afbuigen
Tiene que seguir todo recto
=
U moet rechtdoor
Salir
=
Uitgaan / Vertrekken
Bajar
=
Uitstappen (openbaar vervoer)
A partir de la una/las dos
=
Vanaf 13.00/14.00 uur
Navegar en
=
Varen op…
Estar lejos
=
Ver weg zijn
Explorar
=
Verkennen
Delante de
=
Voor (plaatsbepaling)
Antes de
=
Voor (tijdsbepaling)
Para 2 semanas
=
Voor 2 weken
Delante del aparcamiento
=
Voor de parkeerplaats
Temprano
=
Vroeg/op tijd
¿Dónde está la sala de recreo?
=
Waar bevindt zich de recreatieruimte?
Fregar
=
Wassen/poetsen
¿Cuál es el precio de esta habitación?
=
Wat is de prijs van deze kamer?
¿Cuál es el número de mi habitación?
=
Wat is mijn kamernummer?
Estar enfermo
=
Ziek zijn
Tener ganas de
=
Zin hebben in