Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Spaans Nederlands
  • ¡Dígame! = Zegt u het maar!
  • ¿De parte de quién? = Met wie spreek ik?
  • Un momento por favor = Een ogenblikje alstublieft
  • ¿Quiere dejar un mensaje? (ook: recado) = Wilt u een boodschap achterlaten?
  • Lo voy a pasar = Ik zal het doorgeven
  • ¿Está el señor/la señora XX? = Is de heer/mevrouw XX aanwezig?
  • Al aparato = Daar spreekt u mee
  • Bienvenido/-a/-os/-as = Welkom!
  • ¿Para cuántas noches? = Voor hoeveel nachten?
  • ¿Para cuántas personas? = Voor hoeveel personen?
  • ¿Cuántas personas son? = Met hoeveel personen bent u?
  • ¿Tiene tienda o caravana? = Heeft u een tent of een caravan?
  • ¿Necesita electricidad? = Heeft u elektriciteit nodig?
  • ¿Qué desea? = Wat wenst u?
  • ¿En qué puedo servirle? = Waarmee kan ik u van dienst zijn?
  • ¿Cuál es su número de reserva? = Wat is uw reserveringsnummer?
  • Tiene la parcela.... = U heeft plaats .....
  • Se permiten perros = Honden zijn toegestaan
  • Se permite hacer barbacoa = Het is toegestaan te barbecueën
  • No se permite/no se permiten = Men staat niet toe
  • Prohibido hacer ruido = Verboden herrie te maken
  • No hay electricidad = Er is geen elektriciteit
  • La luz no funciona = Het licht doet het niet
  • Los vecinos hacen ruido = De buren maken herrie
  • ¿De qué parcela se trata? = Over welke plaats gaat het?
  • Lo siento mucho = Het spijt me heel erg
  • ¡Qué pena! = Wat vervelend!
  • Voy a mandar un técnico = Ik zal een monteur sturen
  • Ahora mismo mando a mi colega = Ik stuur meteen mijn collega
  • Apunto su queja = Ik noteer uw klacht
  • Lo vamos a solucionar = We gaan het oplossen
  • Organizamos una excursión a Madrid = Wij organiseren een excursie naar Madrid
  • El camping organiza muchas actividades = De camping organiseert veel activiteiten
  • Empieza a las 20.00 = Het begint om 20.00 uur
  • Termina a las 22.00 = Het eindigt om 22.00 uur
  • El punto de partida es.... = Het vertekpunt is...
  • Dura dos horas = Het duurt 2 uur
  • Usted se inscribe en la oficina de recepción = U schrijft zich in bij de receptie
  • Nos reunimos en el aparcamiento = We verzamelen op het parkeerterrein
  • Es para niños/jóvenes/adultos = Het is voor kinderen/jongeren/volwassenen