FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Spaans
De Uitgeversgroep
SPA 1 op A2-niveau
A2 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA 1, Hoofdstuk 3
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Spaans
Nederlands
la leche
=
de melk
la fecha
=
de datum
el momento
=
het moment
un momento
=
een moment
los momentos
=
de momenten
la informadora
=
de informatrice
el /la guía
=
de reisleider (-ster)/ de gids
la agencia de viajes
=
het reisbureau
la habitación
=
de kamer
el extranjero
=
het buitenland/de buitenlander
vuestro (a)
=
jullie (bezittelijk)
vuestro coche
=
jullie auto (mannelijk)
vuestra casa
=
jullie huis (vrouwelijk)
vuestros coches
=
jullie auto’s (mannelijk meervoud)
vuestras casas
=
jullie huizen (vrouwelijk meervoud)
nuestro (a)
=
ons, onze
Ella trabaja en un hotel y
=
ZIJ werkt in een hotel en
él trabaja en un camping
=
HIJ werkt op een camping
del norte
=
uit het noorden
poco
=
weinig
poco café
=
weinig koffie (mnl.)
poca leche
=
weinig melk (vr.)
pocos hoteles
=
weinig hotels (mnl. m.v.)
pocas casas
=
weinig huizen (vr. m.v.)
en
=
in/op/aan
a
=
naar
el sur
=
het zuiden
el norte
=
het noorden
el oeste
=
het westen
el este
=
het oosten
el IVA
=
de BTW
el piso
=
de flat/de verdieping
el jefe
=
de chef
el número
=
het nummer/ het aantal
el autocar
=
de touringcar
el chófer
=
de chauffeur
el documento
=
het document
el tiempo
=
de tijd/het weer
los grados
=
de graden
la temperatura
=
de temperatuur
Holanda/ los Países Bajos
=
Nederland
La Haya
=
Den Haag
el español
=
de Spanjaard/ het Spaans
el italiano
=
de Italiaan/het Italiaans
unos/unas
=
enkele
mucho
=
veel
mucho café
=
veel koffie (mannelijk)
mucha cerveza
=
veel bier (vrouwelijk)
muchos huéspedes
=
veel gasten (mnl. m.v.)
muchas cartas
=
veel brieven (vr. m.v.)
a ver
=
eens kijken
mejor
=
beter/best
Dígame/ Diga
=
Hallo? (aan de telefoon, bij het opnemen)
y
=
en
muy
=
erg
muy bueno
=
erg lekker
gran(de)
=
groot
ustedes
=
u (m.v.)
casi
=
biina
o
=
of
más
=
plus/meer/meest
menos
=
min/minder/minst
a veces
=
soms
siempre
=
altijd
muchas veces
=
vaak
nunca
=
nooit
Muchas gracias
=
Dank u wel/Welbedankt
De nada
=
Niets te danken
Buenos días
=
Goedemorgen
¿Qué?
=
Wat/Wat voor?
¿Qué tiempo hace?
=
Wat voor weer is het?
Hace buen tiempo
=
Het is mooi weer
Hace mal tiempo
=
Het is slecht weer
el pollo
=
de kip
asado
=
gebraden
el pollo asado
=
de gebraden kip
hay
=
er is/er zijn
ustedes son
=
u (m.v.) bent
¿De dónde son ustedes?
=
Waar komt u (m.v.) vandaan?
Somos de…
=
Wij komen uit…
estar completo
=
vol zijn
estar enfermo
=
ziek zijn
El hombre está enfermo
=
De man is ziek
La mujer está enferma
=
De vrouw is ziek
Los niños están enfermos
=
De kinderen zijn ziek
No
=
Nee/Niet/Geen
peor
=
slechter/slechtst
Tenga
=
Alstublieft (als je wat geeft)