¡Qué Guay!

Ga met superheld Zorro op pad naar de Spaanstalige wereld! ¡Qué Guay! is een tweedelige leergang Spaans voor kinderen en jongeren. Het woordjes leren kan met Wozzol.

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Spaans Nederlands
  • a pesar de = ondanks
  • el abanico = de waaier
  • además = bovendien
  • blanco = wit
  • la calidad = de kwaliteit
  • cariñoso = lief
  • el color = de kleur
  • la diferencia = het verschil
  • la empresa = het bedrijf
  • en todo el mundo = in de hele wereld
  • entiendo = ik begrijp
  • entender = begrijpen
  • entre = tussen
  • esa = die
  • la esquina = de hoek
  • está de moda = het is in de mode
  • el estilo = de stijl
  • el éxito = het succes
  • grande = groot
  • has comprado = jij hebt gekocht
  • importante = belangrijk
  • gris = grijs
  • azul = blauw
  • amarillo = geel
  • llevar = dragen/meenemen
  • lo = het
  • más grande que = groter dan
  • la moda rápida = de snelle mode
  • la mujer = de vrouw
  • naranja = oranje
  • negro = zwart
  • nuevo = nieuw
  • la oferta = de aanbieding
  • os = jullie
  • por eso = daarom
  • los precios altos = de hoge prijzen
  • recuerdas = jij herinnert je
  • rojo = rood
  • la ropa = de kleding
  • rosa = roze
  • sabías = je wist
  • la tienda = de winkel
  • el vestido = de jurk
  • violeta = paars
  • ya sabes = je weet al
  • el perro blanco = de witte hond
  • los perros blancos = de witte honden
  • la casa blanca = het witte huis
  • las casas blancas = de witte huizen
  • el chico inteligente = de slimme jongen
  • los chicos inteligentes = de slimme jongens
  • la chica inteligente = het slimme meisje
  • las chicas inteligentes = de slimme meisjes
  • Este perro es cariñoso. = Deze hond is lief.
  • Esta casa es bonita. = Dit huis is mooi.
  • Ese perro es cariñoso. = Die hond is lief.
  • Esa casa es bonita. = Dat huis is mooi.
  • entiendes = jij begrijpt
  • entiende = hij begrijpt
  • entendemos = wij begrijpen
  • entendéis = jullie begrijpen
  • entienden = zij begrijpen
  • ¿Tu casa es grande? = Is jouw huis groot?
  • No, mi casa es pequeña. = Nee, mijn huis is klein.
  • marrón = bruin
  • verde = groen