thuis

Thuis leren in het Portugees


Wil je woorden leren voor in en rond het huis in het Portugees?
Leer dan deze lijst met Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Portugees Nederlands
  • a casa = de huis
  • a chave = de sleutel
  • a mesa = de tafel
  • a porta = de deur
  • a sala de estar = de woonkamer
  • o quarto = de slaapkamer
  • o banheiro = de badkamer
  • a cozinha = de keuken
  • o jardim = de tuin
  • a cama = het bed
  • janela = raam
  • a garagem = de garage
  • aqui = hier
  • morar = wonen
  • a cadeira = de stoel
  • convidar = uitnodigen
  • barato = goedkoop
  • caro = duur
  • velho = oud
  • pequeno = klein
  • grande = groot
  • feio = lelijk
  • bonito = mooi
  • onde = waar