FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Latijn
Eisma
Plinius 2022 basiswoorden
Blok 2 (Hfdst. 3, 3b)
Basiswoorden bij het CE Latijn 2022
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Latijn
Nederlands
ac
=
en
si
=
als / indien / of
adhuc (bijw.)
=
tot nu toe / nog
dubius
=
onzeker / twijfelachtig
fui
=
perf. van sum (esse)
forte
=
(bijw.) toevallig / onzijdig van fortis
terra
=
aarde / grond / land
(utrum) . . . an
=
(of) . . . of
aliquis, alicuius
=
iemand / iets
aliqui, alicuius
=
een (of ander) / enig
numen, numinis
=
knik / wil / goddelijke macht
do (dare)
=
geven
tamen
=
toch / echter / niettemin
noster
=
(van) ons / onze
occultus
=
verborgen / geheim
potestas, potestatis
=
macht / mogelijkheid / gelegenheid
fatum
=
(nood)lot
sed
=
maar
a(b) + abl.
=
weg van / van(af) / van de kant van / door (toedoen van) (bij het passivum)
Iuppiter, Iovis
=
Jupiter
ipse, ipsius
=
zelf / hijzelf
reperio (reperire)
=
vinden / te weten komen
eligo (eligĕre)
=
uitkiezen
inter + acc.
=
tussen / te midden van
ara
=
altaar
ille, illius
=
die / dat / hij / zij / het
praesens, praesentis
=
aanwezig
caelum
=
hemel
sidus, sideris (onz.)
=
ster / sterrenbeeld
te (acc. / abl.)
=
jou / u
antea (bijw.)
=
vroeger / tevoren
imperium
=
macht / gezag / rijk
precor (precari)
=
smeken / bidden
ut + ind.
=
zoals / zodra (als)
ut + conj.
=
(op)dat / om te / (zo)dat (vaak voorafgegaan door woorden als sic, ita, tam, adeo, tantus, talis, tot)
mihi (dat.)
=
(aan) mij
dignus + abl.
=
waard / waardig
oratio, orationis
=
redevoering
omnis
=
ieder / elk / geheel
omnes (mv.)
=
alle(n)
omnia (onz. mv.)
=
alle(s)
dico (dicĕre)
=
zeggen / spreken / noemen
libertas, libertatis
=
vrijheid