thuis

Thuis leren in het Italiaans


Wil je woorden leren voor in en rond het huis in het Italiaans?
Leer dan deze lijst met Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Italiaans Nederlands
  • la casa = het huis
  • il tasto = de sleutel
  • la tavola = de tafel
  • la porta = de deur
  • il soggiorno = de woonkamer
  • la camera da letto = de slaapkamer
  • il bagno = de badkamer
  • la cucina = de keuken
  • il giardino = de tuin
  • il letto = het bed
  • la finestra = het raam
  • il garage = de garage
  • qui = hier
  • vivere = wonen
  • la sedia = de stoel
  • invitare = uitnodigen
  • a buon mercato = goedkoop
  • costoso = duur
  • vecchio = oud
  • piccolo = klein
  • grande = groot
  • brutto = lelijk
  • bellissimo = mooi
  • dove = waar