FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Frans
Malmberg
D'accord3
56v
6vwo-M4-FN
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Frans
Nederlands
accessible
=
toegankelijk
aspirer à
=
streven naar
avancer
=
naar voren brengen
confirmer
=
bevestigen
de loin
=
verreweg
déranger
=
storen
en partie
=
gedeeltelijk
encourageant
=
bemoedigend
évident
=
vanzelfsprekend
être lié à
=
verbonden zijn met
l’adversaire
=
de vijand
l’échec (m)
=
de mislukking
la preuve
=
het bewijs
le jugement
=
het oordeel
le vide
=
de leegte
ouvertement
=
openlijk
se contenter de
=
zich tevreden stellen met
sûrement
=
zeker
apprécier
=
waarderen
convenir
=
geschikt zijn
façonner
=
vormgeven
gérer
=
besturen
ignorer
=
niet weten
incontournable
=
waar je niet omheen kunt
l’internaute (m/v)
=
de internetgebruiker
le concepteur
=
de uitvinder
le potager
=
de moestuin
le sondage
=
de peiling
persuader
=
overtuigen
s’additionner à
=
erbij komen
s’afficher
=
zich in het openbaar vertonen
se lasser de
=
genoeg krijgen van
se répandre
=
zich verspreiden
avide
=
gretig
consacrer à
=
wijden aan
entretenir
=
onderhouden
être de passage
=
op doorreis zijn
indiquer
=
aanwijzen
l’obligation
=
de verplichting
l’outil (m)
=
het gereedschap
la thèse d’État
=
het proefschrift
le cadre
=
de leidinggevende
le correspondant
=
de penvriend
le réfugié politique
=
de politieke vluchteling
le solitaire
=
de eenling
savourer
=
genieten van
se bousculer
=
zich verdringen
surnommé
=
bijgenaamd
acquérir
=
verkrijgen
l’apparence (v)
=
het uiterlijk
le cadavre
=
het lijk
le conte
=
het verhaal
décéder
=
overlijden
diffuser
=
verspreiden
effectuer
=
uitvoeren
embrasser
=
kussen
s’entraîner
=
trainen
impressionner
=
indruk maken
macabre
=
luguber
le marbre
=
het marmer
le masque mortuaire
=
het dodenmasker
mou
=
zacht
le moulage
=
de afdruk
se noyer
=
verdrinken
quoi qu’il en soit
=
hoe het ook zij
ramasser
=
verzamelen
repêcher
=
uit het water halen
résistant
=
sterk
le secouriste
=
de EHBO'er
singulier
=
vreemd
terminer
=
eindigen
trembler
=
trillen
la vitre
=
het raam
être à son compte
=
eigen baas zijn
être admis
=
toegelaten worden
étroit
=
nauw
gagner sa vie
=
zijn brood verdienen
l’astuce
=
het trucje
l’infirmier
=
de verpleegkundige
la gestion
=
het beheer
le conseil
=
het advies
le médecin généraliste
=
de huisarts
prendre le dessus
=
de overhand krijgen
quasiment
=
bijna
s’accrocher
=
hard werken
contemporain
=
hedendaags
continuer à
=
doorgaan
effacer
=
uitwissen
être embarrassé
=
in verlegenheid brengen
être enceinte
=
zwanger zijn
l’arrêt maladie (m)
=
het ziekteverlof
la caisse de retraite
=
het pensioenfonds
la plupart des gens
=
de meeste mensen
la volonté
=
de wilskracht
le congé maternité
=
het zwangerschapsverlof
les congés payés
=
het betaalde verlof
traîner
=
meeslepen
être d’accord sur
=
het eens zijn over
l’agriculteur (m)
=
de landbouwer
l’artisan (m)
=
de vakman
l’élection (v)
=
de verkiezing
le champ
=
het veld
le commerce équitable
=
fair trade
le décès
=
het overlijden
le dirigeant
=
de leider
les frais (m)
=
de kosten
plutôt que
=
eerder dan
au fil du temps
=
in de loop van de tijd
l’estime de soi (v)
=
het zelfrespect
l’inverse (m)
=
het tegenovergestelde
la perte
=
het verlies
le deuil
=
de rouw
le doute
=
de twijfel
le processus
=
het proces
pénible
=
pijnlijk
proche de
=
dichtbij
rester attaché à
=
vasthouden aan
se plonger dans
=
zich storten in
se séparer de
=
afstand doen van
à force de
=
door steeds maar te
baptiser
=
dopen
couvert de
=
bedekt met
en tant que
=
als
grandir avec
=
opgroeien met
le défi
=
de uitdaging
le geste
=
het gebaar
le mouvement artistique
=
de kunststroming
le wagon
=
het rijtuig
prouver
=
bewijzen