Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • un dessin animé = een tekenfilm
  • Il fait chaud. = Het is warm weer.
  • la neige = de sneeuw
  • la semaine = de week
  • hier = gisteren
  • passer = doorbrengen
  • cet après-midi = vanmiddag
  • avoir de la chance = geluk hebben
  • la plage = het strand
  • pendant = tijdens
  • J’aimerais bien = Ik zou graag
  • demain matin = morgenochtend
  • un maillot de bain = een zwembroek / een badpak
  • bientôt = binnenkort
  • montrer = laten zien
  • penser à = denken aan
  • Ne bouge plus! = Beweeg niet meer!
  • Reste debout! = Blijf staan!
  • Je me sens = Ik voel me
  • le bonheur = het geluk
  • le voyage = de reis
  • dernier / dernière = laatste
  • ne … pas du tout = helemaal niet
  • seul / seule = alleen
  • rien de special = niets speciaals
  • l’objet = het voorwerp
  • une poubelle = een vuilnisbak
  • ne … pas encore = nog niet
  • le toit = het dak
  • la cause = de oorzaak
  • une oeuvre = een kunstwerk
  • grâce à = dankzij
  • par an = per jaar
  • la terre = de aarde
  • d’en haut = van bovenaf
  • cette semaine = deze week
  • le temps = het weer
  • la grille = het schema
  • le vent = de wind
  • voyager = reizen
  • dans une semaine = over een week
  • rentrer = naar huis gaan
  • le départ = het vertrek
  • l’arrivée = de aankomst
  • amoureux / amoureuse = verliefd
  • Je comprends. = Ik begrijp het.
  • cette année = dit jaar
  • une nuit = een nacht
  • l’année derniere = vorig jaar