FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Frans
Malmberg
D'accord3
1vwo
1vwo-H7-FN
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Frans
Nederlands
faire du théâtre
=
toneelspelen
faire du doublage
=
inspreken / inspreken (in landstaal)
une pub
=
een reclamespotje / een reclame
il suit (suivre) / il suit
=
hij volgt
des cours de théâtre
=
toneellessen
avoir lieu
=
plaatsvinden / plaatshebben
assister à
=
bijwonen
le port
=
de haven
fatigant
=
vermoeiend
voir
=
zien
il a commencé
=
hij is begonnen
une bonne tête
=
een goed hoofd
avoir envie de
=
zin hebben om / zin hebben in
je pars pour
=
ik vertrek naar
Tu es gâté!
=
Jij wordt verwend! / Jij bent verwend!
un nuage
=
een wolk
une grosse vague
=
een grote golf
Ne perds pas
=
Verlies niet
un bain de mer
=
een duik in zee
la fraîcheur
=
de frisheid
vous pouvez
=
jullie kunnen / u kunt
accompagné
=
begeleid
se balader
=
rondwandelen / wandelen
j’ai traversé
=
ik ben gegaan door / ik ben gelopen door
un agent de sécurité
=
een veiligheidsbeambte / een veiligheidsagent
j’ai répondu
=
ik heb geantwoord
il a pris
=
hij heeft genomen
il a mis
=
hij heeft gelegd / hij heeft gezet
un panneau solaire
=
een zonnepaneel
le tapis
=
de bagageband
être climatisé
=
airconditioning hebben / airco hebben
faire du bruit
=
lawaai maken
décoller
=
opstijgen
avoir droit à
=
recht hebben op
faire de son mieux
=
zijn best doen / haar best doen
rendre agréable
=
aangenaam maken
le hublot
=
het vliegtuigraampje / het raampje
un retard
=
een vertraging
il a dit
=
hij heeft gezegd
le vol
=
de vlucht
venir chercher
=
ophalen / afhalen
le mineur
=
de minderjarige
assez
=
tamelijk / nogal
une escale
=
een tussenlanding / een tussenstop
une balade
=
een wandeling / een tochtje
un chameau
=
een kameel