Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • ma valise = mijn koffer
  • bénévole = vrijwilliger / vrijwilligster
  • sortir = uitgaan
  • ma casquette = mijn petje
  • à petits pois = met kleine stippen / gestippeld / met stippels / met stippeltjes
  • ma trousse de toilette = mijn toilettas
  • elle veut = zij wil
  • acheter = kopen
  • essayer = passen / aanpassen
  • et puis = en dan / en daarna
  • ma jupe = mijn rok
  • tu rigoles = je maakt een grapje
  • je ne mets pas = ik trek niet aan
  • le survêtement = het trainingspak
  • Tu as vu? = Heb je gezien? / Zag je?
  • Il est combien? = Hoeveel kost het? / Wat kost het?
  • en solde = in de uitverkoop
  • large = ruim / wijd
  • à l’aise = op je gemak
  • rester = blijven
  • même = zelfs
  • à l’aide de = met behulp van
  • une trousse = een etui / een toilettas
  • on achète = wij kopen
  • commander = bestellen
  • bises = kusjes
  • retourner = terugsturen
  • déjà = al
  • la livraison gratuite = de gratis levering
  • la nouvelle commande = de nieuwe bestelling
  • C’est tendance. = Dat is in de mode.
  • Tiens! = Hé!
  • beau = mooi