Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • à moins que = tenzij
  • aller de pair = samengaan
  • censé = geacht
  • curieusement = vreemd genoeg
  • davantage = meer
  • déployer = ontplooien
  • la suprématie = de overmacht
  • les lumières = de kennis
  • percevoir = waarnemen
  • s’impliquer dans = zich geheel geven aan
  • se frotter à = in aanraking komen met
  • un enjeu = een uitdaging
  • un tant soit peu = ook maar een beetje
  • à l’encontre de = ertegenin
  • affecter à = toewijzen aan
  • améliorer = verbeteren
  • contrer = verhinderen
  • converger = samenkomen
  • grimper = klimmen
  • la canicule = de hittegolf
  • la conviction = de overtuiging
  • la sagesse = de wijsheid
  • la voie = de weg
  • le dérèglement = de ontregeling
  • les précipitations = de neerslag
  • modifier = veranderen
  • polluant = vervuilend
  • prévenir = waarschuwen
  • renchérir = nog verder gaan
  • sans équivoque = ondubbelzinnig
  • un accroissement = een groei
  • un ouragan = een orkaan
  • une estimation = een schatting
  • venir à échéance = vervallen
  • vraisemblable = waarschijnlijk
  • décerner = toekennen
  • entamer = beginnen
  • irréprochable = onberispelijk
  • l’ingestion = het inslikken
  • la crise cardiaque = de hartaanval
  • le bienfait = de weldaad
  • le décès = het overlijden
  • le détenteur = de houder
  • le lauréat = de prijswinnaar
  • le vainqueur = de winnaar
  • aller aux urnes = naar de stembus gaan
  • parvenir à = bereiken
  • perdurer = aanhouden
  • polyglotte = veeltalig
  • s’en tirer = het ervan afbrengen
  • se préoccuper de = zich zorgen maken om
  • se procurer = aanschaffen
  • apprendre par coeur = uit het hoofd leren
  • atroce = afschuwelijk
  • autant = zoveel
  • avaler = verslinden
  • envisager = voor ogen hebben
  • s'épeler = spellen
  • estimer = menen
  • être reçu = geslaagd zijn
  • faillir = weinig schelen of
  • faire le point = de balans opmaken
  • franc et honnête = open en eerlijk
  • il n'empêche que = het neemt niet weg dat
  • juger = oordelen
  • la fuite = de vlucht
  • la grille = het hek
  • laisser tomber = laten vallen
  • le désespoir = de wanhoop
  • le machin = het ding
  • le muscle = de spier
  • le néant = het niets
  • le nuage = de wolk
  • le pressentiment = het voorgevoel
  • le prétexte = het voorwendsel
  • le secondaire = het middelbaar onderwijs
  • mon emploi du temps = mijn tijdsbesteding
  • raccrocher = weer ophangen
  • retenir = onthouden
  • s'accrocher à = zich vastklampen aan
  • satisfaire = tevredenstellen
  • secouer = schudden
  • t'en fais pas = trek het je niet aan
  • une âme = een ziel
  • affirmer = duidelijk tonen
  • afin de = om te
  • ailleurs = elders
  • d’ailleurs = trouwens
  • déverser = storten
  • en effet = inderdaad
  • épuisant = uitputtend
  • grâce à = dankzij
  • incontesté = onbetwist
  • la contrainte = de verplichting
  • le libre marché = de vrije markt
  • n’importe quel = het maakt niet uit welk
  • ne pas ... pour autant / quand même = toch
  • négocier = onderhandelen
  • nouer = aanknopen
  • où en êtes-vous? = hoe ver bent u?
  • où qu’ils soient = waar ze ook zijn
  • par excellence = bij uitstek
  • partager = delen
  • quel que soit … = wat ook … is
  • rejeter = verwerpen
  • se révéler = zich openbaren
  • un accès = een toegang
  • un outil = een middel
  • une avancée = een vooruitgang
  • une hostilité = een vijandige houding
  • une objection = een bezwaar
  • voire = en zelfs