Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • apporter = brengen
  • la santé = de gezondheid
  • les matières grasses = de vetten
  • la valeur = de waarde
  • tant mieux = des te beter
  • une odeur = een geur
  • un espace = een ruimte
  • une alimentation = een voeding
  • l’importance = het belang
  • le pire de tout = het ergste van alles
  • l’équilibre = het evenwicht
  • ça va bien = het gaat goed
  • c’est bien = het is goed
  • c’est bon = het is lekker
  • le corps = het lichaam
  • le bien-être = het welzijn
  • tant pis = jammer dan / pech gehad
  • non-fumeur = niet-roken
  • dégoûtant = smerig
  • déranger = storen
  • par principe = uit principe
  • équilibré = uitgebalanceerd
  • aller de mal en pis = van kwaad tot erger worden
  • végétarien = vegetarisch
  • interdit = verboden
  • se passer de = zonder kunnen
  • en tant que = als
  • la comparaison = de vergelijking
  • ça marche au lycée? = gaat het op school?
  • faire plaisir = het leuk vinden / plezier doen
  • le travail écrit = het werkstuk
  • avoir de tes nouvelles = iets van je te horen
  • participer à = meedoen aan
  • en ce moment = op dit moment
  • à ce sujet = over dat onderwerp
  • avoir le temps de = tijd hebben om
  • parler de = vertellen over
  • dont = waarover / waarvan
  • savoir si = weten of
  • il y en a qui? = zijn er die …?