FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Frans
Malmberg
D'accord2
5havo
5havo-H5-FN
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Frans
Nederlands
la retraite
=
het pensioen
paresseux
=
lui
quotidien
=
dagelijks
négocier
=
onderhandelen
à peine
=
nauwelijks
amener
=
met zich meebrengen / meebrengen
frapper
=
raken
le comportement
=
het gedrag
mortel
=
dodelijk
provoquer
=
veroorzaken
réfléchir sur
=
nadenken over
une baisse
=
een daling
une empreinte
=
een afdruk
affronter en match d’ouverture
=
in de openingswedstrijd uitkomen tegen
atteindre
=
bereiken
battre
=
verslaan
consacrer à
=
wijden aan
éloigné
=
ver
élu / élue
=
uitgekozen
être qualifié
=
gekwalificeerd zijn
faire la preuve que
=
het bewijs leveren dat
la Norvège
=
Noorwegen
peser le pour et le contre
=
de voors en de tegens tegen elkaar afwegen
prévenir
=
waarschuwen
prévoir
=
verwachten
récupérer
=
bijkomen
servir d’exemple
=
een voorbeeld zijn voor
temporaire
=
tijdelijk
la gloire
=
de roem
tenter l’aventure
=
het avontuur beproeven
un entraînement
=
een training
abondant
=
overvloedig
allumer
=
aandoen
en moyenne
=
gemiddeld
encourager
=
aanmoedigen
forcément
=
noodgedwongen
indifférent
=
onverschillig
l’écran
=
het scherm
la chaîne
=
de ketting / het net
la langue
=
de taal
le paysage
=
het landschap
près de
=
dicht bij
un rapport
=
een verslag
une tâche
=
een taak
vécu
=
geleefd
annuel
=
jaarlijks
augmenter
=
vermeerderen
en tête de
=
aan het hoofd van
faire partie de la bande
=
deel uitmaken van de groep
la majorité
=
de meerderheid
se tromper
=
zich vergissen
adoucir
=
verzachten
empêcher de
=
verhinderen te
en réseau
=
in een netwerk
être fâché
=
boos zijn
la capacité
=
het kunnen
la cause
=
de oorzaak
la chance
=
de kans / het geluk
la déception
=
de teleurstelling
la guerre
=
de oorlog
la rareté
=
de zeldzaamheid
la solution
=
de oplossing
le but
=
het doel
le perdant
=
de verliezer
le temps
=
de tijd
néanmoins
=
niettemin
s’ennuyer
=
zich vervelen
se dérouler
=
zich afspelen
se rencontrer
=
elkaar ontmoeten
tuer
=
doden
un adversaire
=
een tegenstander
un amateur
=
een amateur
une arme
=
een wapen
une exception
=
een uitzondering
afin que / pour que
=
opdat
alors que / pendant que
=
terwijl
bien que / quoique
=
hoewel
crever ses pneus
=
lekke banden rijden
d’autant plus que
=
te meer omdat
derrière soi
=
achter zich
dur
=
zwaar
effrayer
=
afschrikken
en triomphateur
=
als overwinnaar
fournir des efforts
=
inspanningen leveren
incroyable
=
ongelofelijk
jusqu’à ce que
=
totdat
la chaleur
=
de warmte
le combat
=
de strijd
négliger
=
verwaarlozen
perdre le maillot jaune
=
de gele trui verliezen
puisque
=
aangezien
sans que
=
zonder dat
tel que
=
zo groot dat
une épreuve cycliste
=
een wielerwedstrijd
verser du sang
=
bloed vergieten
épargner
=
sparen
la énième fois
=
de zoveelste keer
la vérité
=
de waarheid
là-bas
=
daarginds
le manque de
=
het gebrek aan
le pays natal
=
het geboorteland
le refus
=
de weigering
malgré
=
ondanks
poli
=
beleefd
regretter
=
betreuren
s’étonner de
=
zich verbazen over
s’impatienter
=
ongeduldig worden
un échec
=
een mislukking
un employeur
=
een werkgever
un espoir
=
een hoop
interdit
=
verboden
l’usage
=
het gebruik
la mesure
=
de maatregel
la violation
=
de schending
muni de
=
in het bezit van
un accès
=
een toegang
ainsi
=
zo
entourer
=
omwikkelen
l’époque
=
het tijdperk
répandre
=
verspreiden
un emballage
=
een verpakking
un ennemi
=
een vijand