FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Frans
Malmberg
D'accord2
4havo
4havo-H1-FN
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Frans
Nederlands
interdire
=
verbieden
la langue
=
de taal
le guide
=
de gids
le lycéen
=
de middelbare scholier
le métier
=
het beroep
les études
=
de studie
une amitié
=
een vriendschap
une interview
=
een interview
acheter
=
kopen
chatter
=
chatten
créer
=
scheppen
échanger
=
uitwisselen
en réseau
=
online
envoyer
=
opsturen
favori
=
favoriet
jouer
=
spelen
la discussion
=
de discussie
la messagerie électronique
=
de mailbox
la recherche de
=
het zoeken naar
le téléchargement
=
het downloaden
les échecs
=
schaken
naviguer
=
surfen
participer à
=
deelnemen aan
recommander
=
aanbevelen
sécuriser
=
beveiligen
télécharger
=
downloaden
un jeu de société
=
een gezelschapsspel
une blague
=
een grap
une chose
=
een ding
utiliser
=
gebruiken
bavard
=
kletserig
draguer
=
versieren
en dessous de
=
onder
être au courant
=
op de hoogte zijn
faisable
=
haalbaar
garder un secret
=
een geheim bewaren
gêner
=
hinderen
impossible
=
onmogelijk
lourd
=
zwaar
nécessaire
=
noodzakelijk
portable
=
draagbaar
raconter
=
vertellen
se taire
=
zwijgen
une invention
=
een uitvinding
utile
=
nuttig
à plus
=
tot later
chez eux
=
bij hen thuis
dans deux jours
=
over twee dagen
dans la région
=
in de streek
dehors
=
buiten
donner sur
=
uitzicht hebben op
être de retour
=
terug zijn
filer
=
ervandoor gaan
grêler
=
hagelen
héberger
=
onderdak bieden
il a fait frais
=
het is fris geweest
il faisait autour de vingt degrés
=
het was rond de twintig graden
il fait trop froid
=
het is te koud
il fera beau
=
het wordt mooi weer
il va pleuvoir
=
het gaat regenen
il y a des nuages / le ciel est couvert
=
het is bewolkt
la prévision météo
=
de weersvoorspelling
le copain
=
de vriend
le hasard
=
het toeval
malheureusement
=
jammer genoeg
manquer
=
missen
nous avons eu beaucoup de soleil
=
we hebben veel zon gehad
pas loin de
=
niet ver van
pas une goutte de pluie
=
geen druppeltje regen
se retrouver
=
bijeenkomen
un feu
=
een kampvuur
un village à côté
=
een aangrenzend dorp
une amélioration
=
een verbetering
toute la soirée
=
de hele avond
plutôt
=
eerder
la campagne
=
het platteland
louer
=
huren
chaque année
=
ieder jaar
longtemps
=
lange tijd
depuis
=
sinds
bientôt
=
spoedig
souvent
=
vaak
la semaine dernière
=
vorige week
la scolarité
=
de schooltijd
sauf
=
behalve
l’entrée
=
het voorgerecht
à côté de
=
naast
dès que
=
zodra
le plat principal
=
het hoofdgerecht
partout
=
Overal
par contre
=
daarentegen
le dessert
=
het toetje
à partir de
=
vanaf
recevoir
=
ontvangen
un lycéen
=
een middelbare scholier
courir
=
hardlopen
obligatoire
=
verplicht
les devoirs
=
het huiswerk
la sortie
=
het uitstapje
supporter
=
verdragen
séparer
=
scheiden
s’habituer à
=
wennen aan
élever la voix
=
zijn stem verheffen
reprocher
=
verwijten
propre
=
eigen
s’asseoir
=
gaan zitten
la douleur
=
de pijn
éprouver
=
voelen
insupportable
=
onverdraaglijk
la moitié
=
de helft
poursuivre
=
vervolgen
coller
=
vastplakken
empêcher de
=
verhinderen te
il faut
=
je moet
la console
=
de spelcomputer
la dispute
=
de ruzie
ni
=
noch
nombreux
=
talrijk
quant à …
=
wat ... betreft
seulement
=
alleen maar
tuer
=
doden
en même temps
=
tegelijkertijd
gratuitement
=
gratis
la vie quotidienne
=
het dagelijks leven
rendre
=
teruggeven
un appareil
=
een apparaat
un ordinateur
=
een computer