Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • l'affiche = het aanplakbiljet
  • la mairie = het stadhuis
  • accueillir = ontvangen
  • tomber malade = ziek worden
  • remplacer = vervangen
  • boulonner = keihard werken
  • la bouffe = het eten
  • s'éclater = zich uitleven
  • nettoyer = schoonmaken
  • le bazar = de rommel
  • signifier = betekenen
  • le désordre = de wanorde
  • rater = missen
  • le scoop = de primeur
  • bosser = hard werken
  • le veinard = de geluksvogel
  • vérifier = controleren
  • diffuser = uitzenden
  • apprendre = leren
  • le ménage = het huishouden
  • nourrir = voeden
  • loger = huisvesten
  • en fait = in feite
  • exploiter = uitbuiten
  • l'esclavage = de slavernij
  • utiliser = gebruiken
  • l'ambiance = de sfeer
  • l'expérience = de ervaring
  • dans le coin = in de buurt
  • il rit = hij lacht
  • rire = lachen
  • à l’avance = van tevoren
  • la cerise = de kers
  • se dépêcher = zich haasten
  • un chéquier = een chequeboek
  • la monnaie = het muntgeld
  • un billet / un billet de banque = een bankbiljet / biljet
  • un distributeur de billets = een geldautomaat
  • une carte bancaire = een bankkaart
  • une carte bleue = een pinpas
  • se bagarrer = ruzie maken
  • c'est pareil = dat is hetzelfde
  • se fâcher = zich boos maken
  • à cause de = vanwege
  • faire la cuisine = koken
  • la vaisselle = de vaat
  • bon courage! = sterkte!
  • certainement = zeker