Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • le message = de boodschap
  • le goût = de smaak
  • maigrir = vermageren
  • avoir bonne mine = er goed uitzien
  • le son = het geluid
  • celle-ci / celui-ci = deze hier
  • celle-là / celui-là = die daar
  • nombreux = talrijk
  • la coupe = de snit
  • la cravate = de stropdas
  • un achat = een aankoop
  • le pois = de stip
  • la rayure = de streep
  • avoir peur de = bang zijn voor
  • avoir peur = bang zijn
  • avoir le sens de = gevoel hebben voor
  • à carreaux = geruit
  • le tissu = de stof
  • le prêt-à-porter = confectiekleding
  • la couturière = de kledingontwerpster
  • un Écossais = een Schot
  • le coton = het katoen
  • le toc = de kitsch
  • la bottine = het enkellaarsje
  • un imperméable = een regenjas
  • dépenser = uitgeven
  • les soldes = de uitverkoop
  • grossir = dik worden