Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • la bûche / un gâteau avec la forme d'une bûche = kerstgebak (in de vorm van een boomstam) / kerstgebak / boomstam
  • mélanger / faire un mélange = mengen / roeren
  • le chapeau = de hoed
  • le tirage au sort = de trekking / de loting
  • le premier = de eerste
  • d'abord / premièrement = eerst
  • viens = kom
  • hebdomadaire / chaque semaine = wekelijks / elke week
  • espérer / avoir de l'espoir = hopen
  • j'espère / j'ai l'espoir = ik hoop
  • la façon / la manière = de manier / de wijze
  • la Saint-Sylvestre / le 31 décembre = oudejaarsavond
  • démodé / vieillot = ouderwets / verouderd
  • cher / onéreux / coûteux = duur / kostbaar
  • une galette / la galette des Rois = een koek / een koekje / een platte koek / een wafel / een Driekoningentaart
  • les biscuits salés / les biscuits apéritif = de zoutjes
  • la rangée / le rang = de rij / een rij
  • le thème / le sujet = het thema / het onderwerp
  • une guirlande = een slinger
  • un ruban noir = een zwart lint
  • décorer / réaliser une décoration = versieren
  • le secret / le mystère = het geheim
  • sûrement = zeker
  • sage = zoet / lief
  • le lutin / le nain = de kabouter
  • tu veux dire = je bedoelt / jij bedoelt / je meent / jij meent
  • le courant / l'électricité = de stroom
  • un morceau / une part = een stuk (van een taart bijv.) / een stuk taart / een stuk