Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • la question = de vraag
  • répondre à = antwoord geven op
  • la peur de l’échec = de faalangst
  • se coucher = gaan slapen
  • s'endormir = in slaap vallen
  • se lever = opstaan
  • avoir peur de = bang zijn voor
  • oser = durven
  • avoir l'impression (f) = de indruk hebben
  • se concentrer = zich concentreren
  • se sentir = zich voelen
  • quand même = toch
  • malheureux, malheureuse = ongelukkig
  • être allergique à = allergisch zijn voor
  • se moquer de = uitlachen
  • refuser = weigeren
  • grossir = dik worden
  • le bouton = de pukkel, het puistje
  • se faire du souci = zich zorgen maken
  • avoir raison = gelijk hebben
  • le choix = de keus
  • la confiance = het vertrouwen
  • le cas = het geval
  • le médecin = de dokter
  • la solution = de oplossing