Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • à fond = helemaal
  • à la fois = tegelijk
  • contre le gré = tegen de zin
  • culpabiliser = een schuldgevoel hebben
  • dénoncer = verraden
  • désigner = aanwijzen
  • les acquis = de verworvenheden
  • militer = strijden
  • pareil = hetzelfde
  • préserver = behouden
  • rompre = breken
  • serrer la vis = kort houden
  • soumettre = onderwerpen
  • subir = ondergaan
  • sur le coup = meteen
  • adhérer à = zich aansluiten bij
  • en somme = kortom
  • l’emporter sur = het winnen van
  • provisoire = voorlopig
  • ressentir = voelen
  • se rapprocher = dichterbij komen
  • s’engager = zich inzetten
  • un brin = een beetje
  • en l’occurrence = in dit geval
  • grandeur nature = op ware grootte
  • sauter = ontploffen
  • se conjuguer = zich verenigen
  • solennel = plechtig
  • une échelle = een schaal
  • viser = mikken
  • doucement = voorzichtig
  • le soutien = de ondersteuning
  • a priori = in principe
  • autour de = rondom
  • du coup = daarom
  • inconnu = onbekend
  • l’utilité = het nut
  • un enrichissement = een verrijking
  • dévisager = indringend aankijken
  • soumis = onderworpen
  • la docilité = de volgzaamheid
  • la couche = de laag
  • violer = verkrachten
  • le sujet = de onderdaan
  • défendre = verbieden
  • valoir = opleveren
  • les ravages = de schade
  • l'agitation = de onrust
  • un adepte = een aanhanger
  • démonter = afbreken
  • s'éveiller à = ontdekken
  • agacer = irriteren
  • contestataire = opstandig