Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • ago = geleden
  • bossy = bazig
  • by himself/herself = alleen
  • calm = rustig
  • car racing = de autosport
  • careful = voorzichtig
  • cheerful = vrolijk
  • collect = verzamelen
  • crazy about = gek op
  • curious = nieuwsgierig
  • cycle = fietsen
  • dependent = afhankelijk
  • friendly = vriendelijk
  • fun = grappig
  • gentle = zachtaardig
  • happy = gelukkig
  • have to = moeten
  • independent = zelfstandig
  • intelligent = intelligent
  • invite = uitnodigen
  • jealous = jaloers
  • late = te laat komen
  • lazy = lui
  • loving = liefhebbend
  • mean = gemeen
  • messy = slordig
  • nearly = bijna
  • nervous = zenuwachtig
  • often = vaak
  • open = open
  • play = spelen
  • punctual = op tijd
  • reliable = betrouwbaar
  • rock climbing = rotsklimmen
  • rough = grof
  • rude = onbeleefd
  • sad = verdrietig
  • serious = serieus
  • sew = naaien
  • sing = zingen
  • smart = slim
  • snorkel = snorkelen
  • sociable = gezellig
  • spend = doorbrengen
  • spontaneous = spontaan
  • sportive = sportief
  • straight away = meteen
  • strange = vreemd
  • strum = tokkelen
  • surf = surfen
  • swim = zwemmen
  • talented = getalenteerd
  • the adventure = de avontuur
  • the basketball = het basketballen
  • the character = het karakter
  • the club = de club
  • the computer game = het computerspelletje
  • the football/soccer = het voetballen
  • the future = de toekomst
  • the guitar = de gitar
  • the joke = het grapje
  • the model train = de modeltrein
  • the pastime = de bezigheid
  • tidy = netjes
  • unfair = oneerlijk
  • unfriendly = onvriendelijk
  • unhappy = ongelukkig
  • unreliable = onbetrouwbaar