FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
Taalblokken Engels
A1 Werkboek en Online
TBEN-A1-H2-05 Spoken Production
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
about
=
ongeveer
after
=
nadat
always
=
altijd
between
=
tussen
blunt
=
bot
brush
=
poetsen
by
=
met
cold
=
koud
cool
=
koel
dark
=
donker
exciting
=
spannend
finally
=
uiteindelijk
heavy
=
zwaar
hot
=
heet
light
=
licht
long / tall
=
lang
narrow
=
smal
new
=
nieuw
old
=
oud
really
=
echt
sharp
=
scherp
shiny
=
glanzend
short
=
kort
slow
=
langzaam
small
=
klein
soft
=
zacht
sometimes
=
af en toe
the appointment / the date
=
de afspraak
the camera
=
de fototoestel
the dishwasher
=
de vaatwasser
the drill
=
het boormachine
the hairdryer
=
de föhn
the headset
=
de koptelefoon
the iron
=
de strijkijzer
the kettle
=
de waterkoker
the make up
=
de make-up
the microwave
=
de magnetron
the mobile phone
=
het mobieltje
the refrigerator
=
de koelkast
the shaver
=
het scheerapparaat
the television
=
de televisie
the tooth
=
de tand
the vacuum cleaner
=
de stofzuiger
the washing machine
=
de wasmachine
to agree
=
het eens zijn
to buy
=
kopen
to call back
=
bellen
to chat
=
kletsen
to come
=
komen
to do
=
doen
to drink
=
drinken
to drive / to ride
=
rijden
to dry
=
drogen
to eat
=
eten
to feel
=
voelen
to find
=
vinden
to get up
=
opstaan
to go out
=
uitgaan
to go to bed
=
naar bed gaan
to have
=
hebben
to invite
=
uitnodigen
to iron
=
strijken
to keep
=
houden
to laugh
=
lachen
to lend
=
lenen aan
to lie in
=
in bed blijven liggen
to listen
=
luisteren
to meet
=
treffen, ontmoeten
to play
=
spelen
to put on
=
opbrengen
to read
=
lezen
to run
=
rennen
to shave
=
zich scheren
to sit
=
zitten
to sleep
=
slapen
to smell
=
ruiken
to start
=
beginnen
to take a shower
=
douchen
to take photos
=
foto's nemen
to talk
=
praten
to wait
=
wachten
to wake up
=
wakker worden
to walk
=
lopen
to wash
=
wassen
to watch
=
kijken
ugly
=
lelijk
usually
=
normaal gesproken
while
=
terwijl
wide
=
breed