FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
Realtime
3v
3v-H4-NE
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
cardboard
=
karton
tin can
=
blik / blikje
wallet
=
portefeuille
different
=
ander / andere
advertise
=
reclame maken voor
billion
=
miljard
influence
=
beïnvloeden
self-defence
=
zelfverdediging
disability
=
belemmering / handicap
bully
=
pesten
name-calling
=
het uitschelden / het schelden
ignorance
=
onwetendheid
careless
=
achteloos
humiliate
=
vernederen
equally important
=
net zo belangrijk
restrict
=
beperken
accessible
=
toegankelijk
anonymous / anonymously
=
anoniem
occasional
=
incidenteel
estimate
=
inschatten / schatten
subsequently
=
vervolgens
necessarily
=
noodzakelijkerwijs
insult
=
belediging
discourage
=
ontmoedigen
innocent
=
onschuldig
notice
=
opmerken / bespeuren
guide
=
gidsen / leiden
5-digit code
=
vijfcijferige code
crucial
=
doorslaggevend
vehicle
=
voertuig
shame
=
schande / oneer
recognize
=
erkennen
make an effort
=
een inspanning leveren / je best doen
highlight
=
benadrukken
get a message across
=
een boodschap overbrengen
high-quality
=
hoogwaardig
reduce
=
verlagen
permission
=
toestemming
offend
=
beledigen / kwetsen
majority
=
meerderheid
part
=
onderdeel
habit
=
gewoonte
enemy
=
vijand
weakness
=
zwakte
decent
=
fatsoenlijk / gepast
crowd
=
menigte / grote groep mensen
disconnect
=
loskoppelen / afsluiten
protect the time
=
tijd bewaken
confuse
=
verwarren / verwisselen
gesture
=
gebaar
zoo
=
dierentuin
beg
=
bedelen / smeken
limited
=
beperkt
rub
=
wrijven
judgment / judgement
=
oordeel
sign language
=
gebarentaal
communicate
=
communiceren
express your feelings
=
je gevoelens uitdrukken
thought
=
gedachte
aware of
=
bewust van
vary from … to …
=
variëren van … tot …
embarrassment
=
verlegenheid / gêne
apology
=
excuus / verontschuldiging
disastrous
=
rampzalig
adapt
=
aanpassen
common
=
gezamenlijk / gedeeld
range
=
bereik
impression
=
indruk
create
=
maken / creëren
collection
=
verzameling
proper
=
echt
represent
=
symboliseren / vertegenwoordigen
pedestrian
=
voetganger
lawyer
=
jurist
misleading
=
misleidend
speed up
=
versnellen
fairly
=
tamelijk / redelijk
deliberately
=
opzettelijk / bewust
admirable
=
bewonderenswaardig
vowel
=
klinker
abbreviation
=
afkorting
acronym
=
acroniem / letterwoord
significant
=
belangrijk / aanmerkelijk
entire / entirely
=
compleet / volledig
arise / arise - arose - arisen
=
ontstaan / voortkomen
phenomenon
=
fenomeen
as far as I’m concerned
=
wat mij betreft
property
=
eigendom
inevitable / inevitably
=
onvermijdelijk
tend to
=
neigen
out of date
=
verlopen
source
=
bron
economic downturn
=
economische malaise
deliberate
=
doelbewust
decipher
=
ontcijferen