FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
Realtime
3v
3v-H3-NE
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
keep in touch with
=
in contact blijven met
ridiculous
=
belachelijk
interrupt
=
onderbreken
rule
=
regel
sound
=
geluid
surely
=
zeker
hearing
=
gehoor
army
=
leger
tell the truth
=
de waarheid vertellen
lie
=
liegen / leugen
remember / recall
=
zich herinneren
relative / member of the family
=
familielid
opposite
=
tegenovergesteld
pay attention
=
opletten
remind of
=
ergens aan herinneren
distract
=
afleiden
limit to
=
beperken tot
device
=
apparaat
excuse yourself
=
zich verontschuldigen
ear plug
=
oordopje
spoil
=
verstoren / bederven / verpesten
sensible
=
verstandig
traffic
=
verkeer
restless
=
onrustig / rusteloos
bother
=
lastigvallen / dwarszitten
complaint
=
klacht
dish
=
gerecht
chef
=
kok
leave
=
achterlaten / verlaten
vegetarian
=
vegetariër / vegetarisch
cook
=
koken / eten bereiden
waiter
=
ober
deliver
=
leveren / afleveren / bezorgen
wholemeal
=
volkoren
loaf of bread
=
brood
homemade
=
zelfgemaakt
duck
=
eend
cod
=
kabeljauw
mashed potato
=
aardappelpuree
green beans
=
sperziebonen
herbs
=
kruiden
raspberry
=
framboos
dark chocolate
=
pure chocolade
carrot
=
wortel
sense of smell / smell
=
reukzin
taste
=
proeven / smaak
salmon
=
zalm
waitress
=
serveerster
look up
=
opzoeken
excuse
=
smoes / smoesje
orange
=
sinaasappel
sneeze
=
niezen
wipe your nose
=
je neus vegen
nostril
=
neusgat
burn / burn – burnt of burned – burnt of burned
=
branden
pleasant
=
prettig
poison
=
gif
pineapple
=
ananas
argue
=
debatteren / twisten
deal with
=
bespreken / omgaan met
touch
=
tastzin
throat
=
keel
flour
=
bloem
powder
=
poeder
tongue
=
tong
defence
=
verdediging
detect
=
ontdekken / opsporen
poisonous
=
giftig
off
=
bedorven / zuur
resistance
=
weerstand
cold
=
verkoudheid
chew
=
kauwen
make up
=
verzinnen
vanish
=
verdwijnen
reappear
=
weer verschijnen
convinced
=
overtuigd
cut your nails
=
je nagels knippen
turn out
=
blijken
perform an experiment
=
experiment doen
male
=
mannelijk
beneath
=
onder
brush
=
borstel / kwast / penseel
stroke / rub
=
wrijven
threaten
=
dreigen
suspect
=
vermoeden / vrezen
skull
=
schedel
limb
=
ledemaat
grasp
=
grijpen
foreign language
=
vreemde taal
fingertip
=
vingertop
raise
=
omhoog doen / opsteken / optillen
consider oneself
=
zichzelf beschouwen
hug
=
knuffelen
lip gloss
=
lippenstift / lippie
keen on
=
iets graag doen
well
=
in orde / gezond
reserved
=
terughoudend