Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • cooker = fornuis
  • develop = ontwikkelen
  • dishwasher = afwasmachine
  • environment = omgeving
  • finger tip = vingertop
  • freezer = vrieskist
  • fridge = koelkast
  • man = de mens
  • microwave = magnetron
  • normal / common = gewoon
  • office = kantoor
  • possible = mogelijk
  • smart = slim
  • switch off = uitschakelen
  • switch on = inschakelen
  • tap = kraan
  • wherever = waar dan ook
  • attempt = poging
  • bar = reep
  • control = regelen
  • cover = bedekken
  • crash = ongeluk / botsing
  • decade = decennium / periode van tien jaar
  • dome = koepel
  • exchange = uitwisselen / omwisselen
  • flavour = smaak
  • fly - flew - flown / fly = vliegen
  • gadget = hebbedingetje / snufje
  • garlic = knoflook
  • gravity = zwaartekracht
  • mushroom = champignon
  • prediction = voorspelling
  • refer to = verwijzen naar
  • square kilometre = vierkante kilometer
  • swallow = slok
  • traffic jam = file
  • bowl = schaal / kom
  • convert to = bekeren tot / bekeren tot een geloof
  • crew = bemanning
  • edge = rand / kant
  • educated = opgeleid
  • explorer = ontdekkingsreiziger
  • flat = plat
  • grape = druif
  • mean - meant - meant / mean = betekenen / bedoelen
  • off-course = uit de koers
  • people = mensen / volk
  • sail = varen
  • sailor = zeeman
  • spices = specerijen
  • trader = handelaar
  • achieve = bereiken / verwezenlijken
  • boring / dull = saai / vervelend
  • career = carrière / loopbaan
  • certainly = zeker
  • challenge = uitdaging
  • expectation = verwachting
  • gift = gave / talent
  • job = baan
  • journey = reis
  • make money = geld verdienen
  • pet = huisdier
  • plane = vliegtuig
  • secondary school / high school = middelbare school
  • skill = vaardigheid
  • take a course = een cursus volgen / een opleiding volgen
  • twice = twee keer