Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • board = aan boord gaan
  • prepare = voorbereiden
  • delay = vertraging
  • expect = verwachten
  • fasten = vastmaken
  • platform = perron / spoor
  • public holiday = vrije dag
  • seatbelt = gordel
  • stay with = logeren bij
  • include = zijn onder andere
  • jewelry = juwelen
  • mask = masker
  • poetry = poezië
  • skill = vaardigheid / handigheid
  • swimming pool = zwembad
  • tennis court = tennisbaan
  • brand = merk
  • football ground = voetbalstadion
  • judge = jurylid
  • latest = allernieuwste
  • sold out = uitverkocht
  • spend = uitgeven
  • trip = reisje
  • twins = tweeling
  • backyard = achtertuin
  • geography = aardrijkskunde
  • history = geschiedenis
  • huge = enorm groot / enorm
  • PE = gym / lichamelijke oefening
  • science = natuurkunde / scheikunde
  • wiskunde = maths
  • cereal = graanproduct
  • promise = beloven
  • windmill = windmolen