Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • a week = per week
  • be fed up = het zat zijn
  • brave = dapper
  • difficult / hard = moeilijk
  • famous / well-known = beroemd
  • good at = goed in
  • listen to = luisteren naar
  • live = wonen
  • patient = geduldig
  • proud of = trots op
  • soccer = voetbal
  • teenager = tiener
  • text = sms'en
  • understand = begrijpen
  • watch TV = tv-kijken
  • answer = antwoord / antwoorden
  • become = worden
  • crazy about = gek op
  • describe = beschrijven
  • for example = bijvoorbeeld
  • guess = raden
  • important = belangrijk
  • meet = ontmoeten
  • people = mensen / personen
  • person = persoon
  • press / push = drukken
  • slim = slank
  • wear = dragen
  • welcome = welkom
  • write = schrijven
  • afraid / scared / scared / frightened = bang
  • angry = kwaad
  • choose = kiezen
  • competition / match / game = wedstrijd
  • confident = zelfverzekerd
  • cry = huilen
  • die = sterven / doodgaan
  • gym = sportschool
  • happy = blij
  • lose = verliezen
  • nervous = zenuwachtig / nerveus
  • sad = verdrietig
  • shy = verlegen
  • smile = glimlachen
  • tired = moe
  • bit = stukje / beetje
  • call / ring = bellen
  • country = land
  • Everywhere = Overal
  • first name = voornaam
  • grade (AmE) / grade = klas
  • happen / occur = gebeuren
  • last name / surname = achternaam
  • laugh = lachen
  • party = feest
  • prize = prijs
  • question = vraag
  • record = opnemen
  • surprised = verbaasd
  • tick = aankruisen