Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Latijn Nederlands
  • pauci = paucae, pauca, (maar) weinig
  • annus = anni, m., het jaar
  • honos / honor = honoris, m., 1. de eer 2. de eretitel 3. het (ere)ambt
  • venire = venio, komen
  • pervenire = pervenio, bereiken, aankomen
  • coepisse = coepi, begonnen zijn
  • fieri = fio, 1. worden 2. gebeuren
  • magistratus = magistratus, m., 1. de gezagsdrager 2. het staatsambt
  • transire = transeo, 1. overgaan naar 2. gaan door of over 3. voorbijgaan
  • mittere = mitto, sturen, zenden
  • longus = longa, longum, lang
  • parvus = parva, parvum, klein
  • pauper = pauper, pauper, arm
  • conspicere = conspicio, bemerken
  • adspicere = adspicio, 1. aankijken 2. bekijken
  • incipere = incipio, beginnen
  • unus = una, unum, één
  • altus = alta, altum, 1. hoog 2. diep
  • vox = vocis, vr., de stem
  • brevis = brevis, breve, kort
  • respondere = respondeo, antwoorden
  • primus = prima, primum, eerste
  • secundus = secunda, secundum, 1. volgende 2. tweede
  • malle = malo, liever willen
  • dum = +ind. pr., terwijl
  • domi = thuis
  • domum = naar huis
  • quoque = bijwoord, ook
  • inter = + acc., tussen
  • se = zich
  • e / ex = + abl., uit
  • quid? = 1. wat? 2. waarom?
  • quis? = wie?
  • illic = bijwoord, ginder
  • hic = bijwoord, hier
  • minime = bijwoord, helemaal niet, allerminst
  • quam = na comparatief + superlatief, 1. dan 2. zo ... mogelijk
  • maior = maior, maius, groter
  • plebs = plebis, vr., 1. de plebejers 2. de massa
  • gratia = gratiae, vr., 1. de charme 2. de dank
  • oppidum = oppidi, onz., de (versterkte) stad
  • imago = imaginis, vr., het beeld, de afbeelding
  • felix = felix, felix, gelukkig, succesvol
  • imperator = imperatoris, m., 1. de opperbevelhebber 2. de keizer
  • gravis = gravis, grave, 1. zwaar 2. ernstig
  • flere = fleo, wenen, bewenen
  • mirari = miror, 1. zich verwonderen (over) 2. bewonderen
  • amicus = amici, m., de vriend
  • amica = amicae, vr., de vriendin
  • aetas = aetatis, vr., de leeftijd
  • terra = terrae, vr., de aarde, het land
  • potens = potens, potens, machtig
  • postquam = + ind. perf., nadat
  • ante = + acc., 1. vóór 2. vroeger, voorop
  • mox = bijwoord, weldra, binnenkort, straks
  • itaque = dus, dan ook
  • deinde = bijwoord, daarna, vervolgens
  • iterum = bijwoord, opnieuw
  • quidam = quaedam, quoddam, een bepaalde, een zekere
  • tum = bijwoord, dan, op dat moment
  • quoniam = aangezien
  • nihil = niets
  • iam = bijwoord, 1. al 2. dadelijk
  • non iam = bijwoord, niet meer
  • semper = bijwoord, altijd
  • sic = zo
  • nemo = niemand