Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • current = huidige
  • When did you buy your current cell phone?

    Wanneer heb je je huidige telefoon gekocht?

  • phone company = provider
  • Which phone company do you use?

    Welke provider gebruik je?

  • monthly plan = abonnement
  • Do you have a monthly plan or do you use prepaid credit?

    Heb je een abonnement of gebruik je een prepaid kaart?

  • phone bill = telefoonrekening
  • How much do you spend on your phone bill?

    Hoeveel geef je uit aan je telefoonrekening?

  • surf the web = internetten
  • Can you surf the web with your cell phone?

    Kan je internetten met je mobieltje?

  • blabbing = kwekken
  • I am blabbing on my mobile phone.

    Ik ben aan het kwekken op mijn telefoon.

  • taps me = klopt me
  • A friend taps me on the shoulder.

    Een vriend klopt me op mijn schouder.

  • on the phone = aan de lijn
  • You've been on the phone for over an hour.

    Je bent al meer dan een uur aan de lijn.

  • particularly interesting = belangrijks
  • I had nothing particularly interesting to say.

    Ik had niets belangrijks te zeggen.

  • over = meer dan
  • I had spent over £80 that month.

    Ik had die maand meer dan tachtig pond uitgegeven.

  • initial = eerste
  • I got over the initial shock.

    Ik kwam bij van de eerste schok.

  • press release = persbericht
  • Then I read a press release.

    Toen las ik een persbericht.

  • One in three = Een op de drie
  • One in three 16 to 24 year-olds wouldn't give up their mobile.

    Een op de drie 16- tot 24-jarigen wil haar / zijn mobieltje niet opgeven.

  • phone addicts = telefoonverslaafden
  • I am one of these phone addicts.

    Ik ben één van die telefoonverslaafden.