FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
All right!
3e editie - 2020
VMBO-KGT - Leerjaar 2
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 5.5
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
to arrest
=
arresteren
to chase
=
achtervolgen
to rob
=
beroven
to damage
=
beschadigen
burglary
=
inbraak
investigation
=
onderzoek
innocent
=
onschuldig
guilty
=
schuldig
victim
=
slachtoffer
to steal
=
stelen
suspect
=
verdachte
female
=
vrouwelijk
shoplifter
=
winkeldief
pickpocket
=
zakkenroller
Can you tell me what’s the matter?
=
Kun je (me) vertellen wat er aan de hand is?
Do you have any idea who did it?
=
Heb je enig idee wie het gedaan heeft?
I (don’t) know the person who did it.
=
Ik ken degene (niet) die het gedaan heeft.
What did the thief look like?
=
Hoe zag de dief eruit?
He was wearing black clothes and had a hood on.
=
Hij had zwarte kleding aan en een capuchon op.
The criminal was male and about 30 years old.
=
De crimineel was mannelijk en rond de 30 jaar oud.
I saw somebody break into a house.
=
Ik heb iemand zien inbreken in een huis.
My passport has been stolen from my hotel room.
=
Mijn paspoort is gestolen uit mijn hotelkamer.
It happened last night at about 9 p.m.
=
Het gebeurde gisteravond rond 9 uur.