Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • attack = aanval
  • scared = bang
  • fire truck (US); fire engine (UK) = brandweerwagen
  • theft = diefstal
  • to sit down = gaan zitten
  • helicopter = helikopter
  • coastguard = kustwacht
  • police = politie
  • police officer = politieagent
  • to rescue = redden
  • rescue team = reddingsteam
  • to be quiet = stil zijn
  • safe = veilige
  • to hide = verstoppen
  • nervous = zenuwachtig
  • to take care of = zorgen voor
  • The biker is lying on the ground and the driver has a head wound. = De motorrijder ligt op de grond en de bestuurder heeft een hoofdwond.
  • She is awake, but in a lot of pain. She says her chest hurts. = Ze is bij bewustzijn, maar heeft veel pijn. Ze zegt dat haar borst zeer doet.
  • He is feeling dizzy and is having trouble breathing. = Hij voelt zich duizelig en heeft problemen met ademhalen.
  • I’m at 6 Main Street in Denver. It’s the big store at the corner. = Ik ben bij Main Street 6 in Denver. Het is de grote winkel op de hoek.
  • I’m on the American Lake trail. About 2 miles from Richmond Hill. = Ik ben op het American Lake-pad. Ongeveer 2 mijl van Richmond Hill.
  • We’re on the I-17 north of Phoenix. = We zijn op de I-17 ten noorden van Phoenix.
  • We’re really scared, because the fire is spreading so fast. = We zijn erg bang, omdat het vuur zich zo snel verspreidt.
  • Please calm down and tell me exactly what has happened. = Blijf rustig en vertel me precies wat er is gebeurd.
  • Have you been injured? = Ben je gewond?
  • Someone has been hurt. He needs an ambulance! = Er is iemand gewond. Hij heeft een ambulance nodig!
  • I want to report a car accident near the supermarket on Charles Street. = Ik wil melding maken van een auto-ongeluk bij de supermarkt aan Charles Street.
  • We were cycling near Camp Verde and now we’re in the middle of a forest fire. = We waren aan het fietsen bij Camp Verde en we zijn midden in een bosbrand beland.
  • There has been a robbery at my store. = Er is een overval geweest in mijn winkel.
  • I was hiking but now I’m lost. = Ik was aan het wandelen en nu ben ik verdwaald.
  • A man on a motorcycle has been hit by a car. = Een man op een motorfiets is aangereden door een auto.
  • What is your exact location? = Wat is je precieze locatie?
  • I’m not sure where I am exactly. It looks like a factory. = Ik weet niet precies waar ik ben. Het ziet eruit als een fabriek.
  • I hear the sound of a railroad nearby. = Ik hoor het geluid van een spoorweg vlakbij.
  • I’m standing next to an abandoned shack. = Ik sta naast een verlaten hutje.
  • We will send someone over to help you straight away. = We sturen meteen iemand om je te helpen.
  • Don’t panic. Help will be there soon! = Geen paniek. Er zal snel hulp zijn.
  • Please stay calm and try to speak clearly. = Blijf rustig en probeer duidelijk te praten.