FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
Malmberg
All right!
3e editie - 2020
VMBO-BK - Leerjaar 1
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6.5
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
airport
=
vliegveld
beach
=
strand
campground
=
camping
holiday (UK); vacation (US)
=
vakantie
passport
=
paspoort
suitcase
=
koffer
sunshine
=
zonneschijn
to leave
=
vertrekken
to pack
=
inpakken
to plan
=
plannen
to reserve
=
reserveren
tourist
=
toerist
Did you enjoy your holiday?
=
Heb je een leuke vakantie gehad?
Where did you go on holiday last year?
=
Waar ben je vorig jaar op vakantie geweest?
How did you get there?
=
Hoe ben je erheen gegaan?
What was your favourite part of the holiday?
=
Wat was je favoriete onderdeel van de vakantie?
I had a great time.
=
Het was geweldig.
I didn’t really enjoy it.
=
Het was niet echt leuk.
I went to New Zealand.
=
Ik ben in Nieuw-Zeeland geweest.
We went by bus.
=
We zijn met de bus gegaan.
We went by car.
=
We zijn met de auto gegaan.
We went by plane.
=
We zijn met het vliegtuig gegaan.
My favourite part was when we camped in the wild.
=
Mijn favoriete onderdeel was het kamperen in de wildernis.