Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • progresser = vooruitgaan
  • devenir = worden
  • sur = over, op
  • l’heure (f) = het uur
  • l’exposé (m) = de spreekbeurt
  • on se voit = we zien elkaar
  • intensif, intensive = intensief
  • j’ai appris (apprendre) = ik heb geleerd (leren)
  • le matériel = het materiaal
  • fou, folle = gek
  • le casque = de helm
  • la planche = de plank, het board
  • le coude = de elleboog
  • le genou = de knie
  • vérifier = controleren
  • futur = toekomstig
  • l’idée (f) = het idee
  • tu sais = je kunt (kunnen) ; je weet (weten)
  • l’erreur (f) = de vergissing
  • de stem = la voix
  • n’importe quel = het maakt niet uit welk
  • un jour = op een dag
  • vas-y = ga je gang
  • Allo ! = Hallo (aan de telefoon)!