Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • to employ = in dienst hebben
  • employee = werknemer
  • employer = werkgever
  • employment = werk
  • unemployment / redundancy = werkloosheid
  • unemployed = werkloos
  • redundant/superfluous = overbodig/overtollig
  • to make redundant = werkloos maken
  • suitable = passend/geschikt
  • to negotiate = onderhandelen
  • negotiation = onderhandeling
  • outcome = resultaat
  • deadlock = impasse, dood punt
  • crucial = cruciaal/beslissend
  • to manufacture = fabriceren
  • manufacturer = fabrikant
  • consultant = consultant, adviseur
  • consultancy = adviesbureau
  • to require = eisen/vereisen
  • requirement = vereiste
  • skill = vaardigheid
  • skilful = bekwaam
  • (un)skilled = (on)geschoold
  • staff/personnel = personeel
  • benefit = uitkering
  • to be on the dole = een WW-uitkering hebben
  • to be entitled to = recht hebben op