FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
ThiemeMeulenhoff
Build Up
Examensyllabus vaakvoorkomende woorden 1
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
account
=
verslag
to take into account
=
rekening houden met
on that account
=
daarom
achievement
=
prestatie
to achieve
=
bereiken
to admit
=
toegeven
to advance
=
bevorderen
advance
=
vooruitgang
to afford
=
veroorloven
alleged
=
verondersteld
annual
=
jaarlijks
apparently
=
kennelijk
to appear
=
verschijnen
to argue
=
beweren/stellen, ruzie maken
to arrange
=
regelen
to assassinate
=
vermoorden
assassin
=
moordenaar
assessment
=
inschatting
to assess
=
inschatten, bepalen
to associate
=
associëren
to attempt
=
pogen, proberen
attempt
=
poging
audience
=
publiek
authority
=
regering, machthebbende
awareness
=
bewustzijn
aware
=
bewust
beyond
=
verder, meer dan, buiten … om
border
=
grens
brand
=
merk
challenge
=
uitdaging
to challenge
=
uitdagen
charity
=
goed doel
circumstance / condition
=
omstandigheid
civil–
=
burger –
civilization
=
beschaving
to make clear
=
duidelijk maken
common
=
gewoon, veel voorkomend
competence
=
vaardigheid
competition
=
wedstrijd
complaint
=
klacht
to complain
=
klagen
to comprehend
=
begrijpen
connection
=
verband, verbinding
in connection with
=
in verband met
consequence
=
gevolg
considerable
=
aanzienlijk
constitute
=
deel uitmaken van
continuation
=
constant
to continue
=
doorgaan met
to contrast
=
tegenspreken
contrast
=
contrast
discount
=
voorbij gaan aan
to count
=
rekenen op
court
=
rechtbank
to criticize
=
bekritiseren
current
=
tegenwoordig, huidig
to cut
=
korten, verminderen
deal
=
afspraak
to deal with
=
omgaan met
decade
=
decennium, 10 jaar
to decide
=
besluiten
decision
=
beslissing
to denounce
=
afkeuren
dependent
=
afhankelijk
to deter
=
afschrikken, voorkomen
determination
=
vastbeslotenheid
to determine
=
vaststellen, bepalen
difficulty / difficult
=
moeilijkheid
disease
=
ziekte
to dismiss
=
afwijzen, ontkennen, wegsturen
distortion
=
vervorming
to distort
=
verdraaien, vervormen
distraction
=
afleiding
to distract
=
afleiden
division
=
verdeling, kloof
to divide
=
scheiden, verdelen
to doubt
=
twijfelen aan,betwijfelen
drugs
=
medicijnen, drugs