Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Engels Nederlands
  • to travel = reizen
  • station = station
  • railway = spoorweg
  • train = trein
  • to leave (left - left) = verlaten/achterlaten
  • to leave/to depart = vertrekken
  • airport = luchthaven
  • departure = vertrek
  • platform = perron
  • passenger = passagier
  • to wait (for) = wachten (op)
  • bus stop = bushalte
  • nearest = dichtstbijzijnde
  • queue = rij
  • to arrive = aankomen
  • arrival = aankomst
  • next = volgende
  • to return = terugkomen
  • ticket = kaartje
  • single (ticket) = enkele reis
  • price = prijs
  • return (ticket) = retourtje
  • to be in a hurry = haast hebben
  • to hurry = zich haasten
  • plenty of = volop