Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • l’utilité = het nut
  • la foi = het geloof
  • éprouver du bien-être = zich lekker voelen
  • recourir à = zich wenden tot / gebruikmaken van
  • décontracter = ontspannen
  • aveugle = blind
  • la colonne vertébrale = de ruggengraat
  • vanter = roemen / aanprijzen
  • cérébral = geestelijk
  • la posture = de lichaamshouding / de houding
  • les proches = de familieleden / de naasten
  • penché = voorovergebogen / gebogen
  • le vestiaire = de kleedkamer
  • l’hypertension = de verhoogde bloeddruk
  • plus … plus = hoe meer … hoe meer
  • prendre garde à = passen op
  • bénéfique = heilzaam
  • le compte rendu = het verslag
  • procurer = verschaffen / geven
  • épuisé = uitgeput
  • équilibrer = in evenwicht brengen
  • le muscle = de spier
  • la souffrance = het lijden
  • la cohérence = de samenhang / het verband
  • la hanche = de heup
  • les abdos / les abdominaux = de buikspieren
  • tendre = aanspannen
  • la fesse = de bil
  • étirer = uitrekken / rekken
  • l’échauffement = de warming-up