FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service vierde editie
VWO - Leerjaar 5 - 4e editie
5 vwo-unité 4 Totaal
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Frans
Nederlands
mentir
=
liegen
la comptabilité
=
de boekhouding
successivement
=
achtereenvolgens
l’entretien
=
gesprek
expérimenté
=
ervaren
confidentiel
=
vertrouwelijk
au sujet de
=
over / met betrekking tot
embaucher
=
in dienst nemen
le poste
=
de functie / de betrekking
l’écart
=
de afwijking / het verschil
le refus
=
de afwijzing
fragile
=
kwetsbaar / zwak
final
=
eind
falsifier
=
vervalsen
fiable
=
betrouwbaar
la vérité
=
de waarheid
malhonnête
=
oneerlijk / vals
le mensonge
=
de leugen
le menteur
=
de leugenaar
le congé
=
verlof
construire
=
bouwen
sensibiliser
=
bewust maken
être submergé de
=
bedolven worden door
annuel
=
jaarlijks
reculé
=
afgelegen
le collaborateur
=
de medewerker
l’espèce
=
de soort
désespérément
=
wanhopig
protéger
=
beschermen
l’association
=
de organisatie
quasiment
=
bijna / nagenoeg
remédier à
=
verhelpen / een einde maken aan
inaccessible
=
ontoegankelijk
à temps plein
=
voltijd
improbable
=
onwaarschijnlijk
maîtriser
=
beheersen
enrichir
=
verrijken
le repos
=
de rust
l’usine
=
de fabriek
recruter
=
werven
préciser
=
verduidelijken
futur
=
toekomstig
le témoignage
=
de getuigenis
l’indignation
=
de verontwaardiging
l’admiration
=
de bewondering
l’approbation
=
de goedkeuring
la déception
=
de teleurstelling
l’indifférence
=
de onverschilligheid
l’étonnement
=
de verbazing
la rémunération
=
het loon
le jour de congé
=
de vrije dag
le sens de l’humour
=
het gevoel voor humor
le matériel
=
het materiaal
disponible
=
beschikbaar
tel que
=
zoals
responsable de
=
verantwoordelijk voor
l’offre d’emploi
=
de vacature
la détente
=
de ontspanning
l’hébergement
=
de huisvesting
la lettre de candidature / la lettre de motivation
=
de sollicitatiebrief
l’expérience
=
de ervaring
la condition
=
de voorwaarde
supplémentaire
=
aanvullend
collaborer
=
samenwerken
couramment
=
vloeiend
l’atout
=
het voordeel / de pre
diriger
=
leiden
rechercher
=
op zoek zijn naar
quotidien
=
dagelijks
l’emploi
=
de baan
assurer
=
verzorgen
le contrat
=
het contract
la fonction
=
de functie
l’agence intérimaire
=
het uitzendbureau
le cadre
=
het leidinggevend personeel
la collaboratrice
=
de medewerkster
présenter sa candidature
=
solliciteren
démissionner
=
zijn ontslag indienen / haar ontslag indienen
être engagé / embauché
=
aangenomen worden
médiocre
=
middelmatig
résumer
=
samenvatten
la connaissance
=
de kennis
l’enseignement
=
onderwijs
la première
=
de vijfde klas van het vwo
passer un examen
=
examen doen
le don
=
het talent
le concours
=
hier: het toelatingsexamen
l’option
=
het keuzevak
la terminale
=
de eindexamenklas
indispensable
=
onoontbeerlijk / noodzakelijk
le conseiller d’orientation
=
de decaan
la filière
=
het profiel
durant
=
gedurende
impitoyable
=
meedogenloos
vérifier
=
controleren
accéder à
=
toegang hebben tot
financier, financière
=
financieel
le choix
=
de keus
distinct
=
verschillend / apart
l’ensemble
=
de verzameling
faire horreur
=
afkeer inboezemen
la cité U / la cité universitaire
=
de studentenflat
la bourse
=
de beurs
les travaux dirigés
=
het werkcollege
le cours magistral
=
het hoorcollege
le coloc / le colocataire
=
de huisgenoot
l’examen de rattrapage
=
de herkansing
le resto U / le restaurant universitaire
=
de mensa
la fac / la faculté
=
de faculteit
comparer
=
vergelijken
le logement
=
de woonruimte / het onderdak
incontestablement
=
zeker
bavarder
=
kletsen
l’étudiant
=
de student
le monde
=
de wereld
être capable de
=
in staat zijn om
francophone
=
Franstalig
se renseigner
=
informatie inwinnen
admettre
=
toegelaten worden / toelaten
continuer ses études
=
verder studeren
étouffer
=
het benauwd hebben / stikken
rattraper
=
inhalen
quelques
=
een enkele / een paar
en particulier
=
in het bijzonder
l’annonce
=
de advertentie
davantage
=
meer
permettre de
=
mogelijk maken te
ailleurs
=
elders / ergens anders
coin
=
de hoek
à propos de
=
wat betreft
vas-y
=
ga je gang
indépendant
=
onafhankelijk
consciencieux
=
nauwgezet
autonome
=
zelfstandig
influençable
=
beïnvloedbaar
persévérant
=
volhardend
indécis
=
besluiteloos
modeste
=
bescheiden