Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • la tension = de spanning
  • dépendre de = afhangen van
  • aboutir à = uitlopen op
  • la thèse = de stelling
  • se presser = zich haasten
  • la pub / publicité = de reclame
  • par rapport à = in vergelijking met
  • souffrir = lijden
  • hostile = vijandig
  • valoir la peine = de moeite waard zijn
  • exclu = uitgesloten
  • embêter = lastigvallen
  • cesser = ophouden
  • apaisé = rustig / bedaard
  • se ruer sur = zich storten op
  • d’une part … d’autre part = aan de ene kant … aan de andere kant
  • fréquenter = omgaan met
  • se distinguer = zich onderscheiden
  • s’entendre avec = kunnen opschieten met
  • la béquille = de kruk
  • l’attitude = de houding
  • se vanter de = opscheppen over
  • moche = lelijk
  • l’enjeu = de inzet
  • le réseau = het netwerk
  • être renfermé = gesloten zijn
  • nouer un contact = contact maken
  • être peu communicatif = niet zo communicatief zijn
  • s’intégrer = zich aanpassen
  • être sociable = sociaal zijn