Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • insoluble = onoplosbaar
  • le pompier = de brandweerman
  • fluide = soepel
  • la laine = de wol
  • la culotte = het onderbroekje / het broekje
  • raide = stijf / stug / stijf, stug
  • compter = tellen
  • un étandard = een vaandel
  • la fibre = de vezel
  • détourné = verdraaid
  • la pudeur = het schaamtegevoel
  • la tournure = de wending
  • écarté = afgezonderd
  • la combinaison de travail = de overall
  • s’envoler = wegvliegen
  • se mettre à = beginnen met
  • le chapeau = de hoed
  • la galanterie = de hoffelijkheid
  • une apparition = een verschijning
  • raccourcir = korter worden
  • la guerre = de oorlog
  • être lié à = verbonden zijn met
  • le talon = de hak
  • le caoutchouc = het rubber
  • avoir l’air = eruitzien, lijken / eruitzien / lijken
  • le citadin = de stedeling