Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • le stage = de stage
  • le = hem
  • la = haar
  • les = hen
  • présenter à = voorstellen aan
  • tu te plais? = vind je het leuk?
  • le mal du pays = de heimwee
  • une île = een eiland
  • les Antilles françaises = de Franse Antillen
  • chez toi = bij jou thuis
  • la nature = de natuur
  • le volcan = de vulkaan
  • fantastique = fantastisch
  • le créole = het Creools
  • j’aimerais = ik zou graag willen
  • tropicale = tropisch
  • froid = koud
  • la pluie = de regen
  • le vent = de wind
  • ne pas ... non plus = ook niet
  • la cuisine = de keuken / de kookkunst / de keuken, de kookkunst
  • antillais = Antilliaans
  • un ingrédient = een ingrediënt
  • préparer = bereiden / koken / bereiden, koken
  • le département = het departement
  • américain = Amerikaans
  • le voisin = de buurman
  • le défilé = de optocht
  • sauvage = wild
  • partout = Overal
  • régulièrement = regelmatig
  • le pique-nique = de picknick
  • vivre = leven, wonen
  • magnifique = prachtig
  • la plongée = het diepzeeduiken / het duiken
  • parfois = soms
  • le calme = de rust
  • l’est = het oosten
  • l’Afrique = Afrika
  • le paysage = het landschap
  • adorable = schattig
  • lentement = langzaam
  • la capitale = de hoofdstad
  • le carnaval = het carnaval
  • féerique = sprookjesachtig
  • spectaculaire = indrukwekkend
  • la tortue = de schildpad
  • énorme = enorm
  • les Caraïbes = de Caraïben
  • le paradis = het paradijs
  • pratiquer = beoefenen
  • les loisirs = de vrijetijdsbesteding
  • le surf = het surfen
  • troubler = verstoren
  • magique = toverachtig, magisch / magisch / toverachtig
  • la métropole = het moederland
  • pourtant = toch
  • un inconvénient = een nadeel, een ongemak / een nadeel / een ongemak
  • embêtant = vervelend