Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • tout le = de hele, het hele
  • être au courant = op de hoogte zijn
  • sauf = behalve
  • tomber amoureux = verliefd worden
  • assez = nogal
  • bête = stom
  • sportif = sportief
  • intelligent = intelligent
  • énervant = irritant
  • tous les = alle
  • presque = bijna
  • dis = zeg eens
  • entrer = naar binnen gaan
  • le temps = de tijd
  • être en train de = bezig zijn met
  • téléphoner = telefoneren
  • autre = andere
  • pendant = tijdens
  • exactement = precies / precies, juist
  • envoyer = zenden
  • tu m’énerves = je irriteert me
  • meilleur = beste
  • pareil = hetzelfde
  • non plus = ook niet
  • sympa = aardig
  • une année = een jaar
  • chouette = tof
  • je connais = ik ken
  • depuis = sinds
  • souvent = vaak
  • différent = verschillend
  • surtout = vooral
  • difficile = moeilijk
  • comprendre = begrijpen
  • parce que = omdat
  • pouvoir = kunnen
  • quelqu’un = iemand
  • il y a trois ans = drie jaar geleden
  • une école maternelle = een kleuterschool
  • beaucoup de choses = veel dingen
  • faire les magasins = winkelen
  • juste = alleen maar
  • la colonie de vacances = het vakantiekamp
  • le jeu vidéo = het computerspel
  • ne personne = niemand
  • devenir = worden
  • rester en contact = in contact blijven