Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • l’émotion = de emotie / het gevoel / de emotie, het gevoel
  • la blague = de grap
  • quelle horreur! = wat vreselijk!
  • gâté = verwend
  • le = hem / het / hem, het
  • la = haar / het / haar, het
  • jaloux / jalouse = jaloers
  • l’idée = het idee
  • tu connais = je kent
  • la star = de beroemdheid
  • sérieux / sérieuse = serieus
  • courageux / courageuse = dapper
  • l’assistant = de assistent
  • l’assistante = de assistente
  • avoir la trouille = in de rats zitten / bang zijn / in de rats zitten, bang zijn
  • se moquer de = uitlachen
  • le couteau = het mes
  • les couteaux = de messen
  • lancer = gooien
  • fermer = sluiten
  • toi-même = jijzelf
  • marrant = grappig
  • cru = geloofd
  • remonter le moral = opvrolijken
  • l’humeur = het humeur
  • l’équipe = het team
  • gagner = winnen
  • facile = gemakkelijk
  • ravi = dolblij
  • fier / fière = trots
  • partout = Overal
  • le courage = de moed
  • ça m’inquiète = dat maakt me ongerust
  • ridicule = belachelijk
  • vexer = beledigen
  • nul = waardeloos
  • fâché = boos
  • s’intéresser à = zich interesseren voor
  • la chance = het geluk
  • le test = de toets
  • fatigué = moe
  • crevé = doodop
  • marquer un but = een doelpunt maken
  • final = laatste
  • maladroit = onhandig
  • le plongeoir = de duikplank
  • en haut = boven
  • plonger = duiken
  • redescendre = weer naar beneden gaan
  • en plus = bovendien / ook nog / bovendien, ook nog
  • insultant = beledigend
  • la finale = de finale
  • mal dormir = slecht slapen