Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • leur = hun
  • se baigner = het water in gaan / zwemmen / het water in gaan, zwemmen
  • plaisanter = grappen maken
  • le bord = de kant
  • le mec = de gozer
  • blond = blond
  • le type = het type
  • maigre = mager
  • le gars = de jongen
  • le bermuda = de bermuda
  • le cheveu = de haar
  • les cheveux = de haren
  • frisé = krullend
  • sympa = aardig
  • lui = hem / haar / hem, haar
  • appeler = roepen
  • faire plaisir = plezier doen
  • ça alors = asjemenou
  • nickel! = top!
  • l’Internet = het internet
  • choisir = kiezen
  • nager = zwemmen
  • allez hop = vooruit / kom op / vooruit, kom op
  • passionnant = leuk / boeiend / leuk, boeiend
  • la bande = de groep
  • proposer = voorstellen / aanbieden / voorstellen, aanbieden
  • le séjour = het verblijf
  • découvrir = ontdekken
  • le fan = de fan
  • le plaisir = het plezier
  • le rêve = de droom
  • toucher = aanraken
  • l’océan = de oceaan
  • excellent = fantastisch
  • préparer = voorbereiden
  • l’adolescent / l’ado / l’adolescente = de jongere
  • la tente = de tent
  • l’étoile = de ster
  • l’aventure = het avontuur
  • le magazine = het tijdschrift
  • créer = ontwerpen
  • faire les réservations = reserveren
  • le catalogue = de catalogus
  • la danse = de dans
  • le dauphin = de dolfijn
  • la réalité = de realiteit / de waarheid / de realiteit, de waarheid
  • le bassin = het bad
  • l'opération = de actie / de operatie / de actie, de operatie
  • en compagnie de = samen met
  • la colonie / la colonie de vacances = het vakantiekamp / het kamp
  • aménager = inrichten
  • le camp = het kamp
  • la cabane = de hut
  • spécialisé = gespecialiseerd / vak / gespecialiseerd, vak
  • fabriquer = maken / vervaardigen / maken, vervaardigen
  • le tien = de jouwe / het jouwe