Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • le tableau = het bord
  • le policier = de politieagent
  • s’adresser à = zich richten tot
  • le jeune homme = de jongeman
  • les bagages = de bagage
  • l’iPod = de iPod
  • l’appareil-photo = het fototoestel
  • numérique = digitaal
  • laisser = laten
  • sans surveillance = onbewaakt
  • interdit = verboden
  • traîner = rondslingeren
  • suspect = verdacht
  • l’explosif = de springstof
  • c’est pourquoi = daarom
  • l’examen = het onderzoek
  • la bombe = de bom
  • le terroriste = de terrorist
  • car = want
  • faux / fausse = vals
  • l’alerte = het alarm
  • se dépêcher = zich haasten
  • l’aller = de enkele reis
  • ou = of
  • l’aller-retour = het retourtje
  • la destination = de bestemming
  • la voie = het spoor
  • plein = vol
  • monter = instappen
  • le récit = het verhaal
  • le jeune = de jongere
  • les pâtes = de pasta
  • la chaleur = de warmte / de hartelijkheid / de warmte, de hartelijkheid
  • retourner = teruggaan
  • le Maroc = Marokko
  • la Pologne = Polen
  • aujourd’hui = nu / tegenwoordig / nu, tegenwoordig
  • le temps = het weer
  • heureux / heureuse = gelukkig
  • content = blij / tevreden / blij, tevreden
  • la vie = het leven
  • l’arabe = het Arabisch
  • extraordinaire = bijzonder / buitengewoon / bijzonder, buitengewoon
  • isolé = geïsoleerd
  • gagner = verdienen / winnen / verdienen, winnen
  • le polonais = het Pools
  • garder le contact = contact houden
  • les parents = de familieleden
  • à l'époque = toen / in die tijd / toen, in die tijd
  • le pays d’origine = het land van herkomst
  • la joie = de vreugde
  • originaire de = afkomstig uit
  • uniquement = alleen maar
  • y = er / erheen / er, erheen
  • communiquer = communiceren
  • le tour = de rit
  • le chameau = de kameel
  • exotique = exotisch
  • quotidien = dagelijks