Wozzol

Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.

  • Frans Nederlands
  • municipal = gemeentelijk
  • monter une tente = een tent opzetten
  • certains = sommigen
  • la roulette = het wieltje
  • tester = testen
  • y = er
  • le sommeil = de slaap
  • la lune = de maan
  • l’angoisse = de angst
  • le fou rire = de slappe lach
  • le virage = de bocht
  • le parcours = de route
  • nocturne = nachtelijk
  • reprendre courage = weer moed vatten
  • attaquer = aanvallen
  • le témoignage = de getuigenis
  • en sens inverse = in tegenovergestelde richting
  • présent = aanwezig
  • se casser le pied = je voet breken
  • descendre = naar beneden gaan / afdalen
  • la marche = de tree / de traptrede
  • l’histoire = het verhaal
  • bouger = bewegen
  • se déplacer = zich voortbewegen
  • la béquille = de kruk
  • j’en ai ras le bol = ik ben het zat
  • dur = moeilijk / hard
  • supporter = verdragen
  • le voyage = de reis
  • s’arranger = in orde komen
  • le chantier = de werkplaats
  • le bénévole = de vrijwilliger
  • mélanger = mengen
  • s’ennuyer = zich vervelen
  • le feu de camp = het kampvuur
  • paresser = luieren
  • lire = lezen
  • le bouquin = het boek
  • occupé = bezig
  • le tablier = het schort
  • la toque = de koksmuts
  • avant que = voordat
  • diriger = leiden
  • nommer = noemen / benoemen
  • admirer = bewonderen
  • le secret = het geheim
  • décourager = ontmoedigen
  • avertir = waarschuwen
  • tenace = vasthoudend
  • se débrouiller = zich redden
  • se souvenir de = zich herinneren
  • le site web = de website
  • l’image = het beeld
  • inoubliable = onvergetelijk
  • l’hébergement = de huisvesting / het onderdak
  • ceux qui = degenen die
  • l’équitation = het paardrijden / de paardensport