FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
ThiemeMeulenhoff
Take it Easy
groep 7
groep 7, Unit 5
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
I have a headache.
=
Ik heb hoofdpijn.
He/She has a headache.
=
Hij/Zij heeft hoofdpijn.
His/Her leg hurts.
=
Zijn/Haar been doet pijn.
Your leg is broken.
=
Je been is gebroken.
I have broken my leg.
=
Ik heb mijn been gebroken.
Your shoulder is twisted.
=
Je schouder is gedraaid.
I have twisted my shoulder.
=
Ik heb mijn schouder gedraaid.
You hurt your head.
=
Je hebt je hoofd bezeerd.
I have hurt my head.
=
Ik heb mijn hoofd bezeerd.
My leg hurts because I fell off my bike.
=
Mijn been doet pijn omdat ik van de fiets ben gevallen.
Your feet hurt when you walk too much.
=
Jouw voeten doen pijn als je teveel loopt.
His heartbeat is high because he has done too much running.
=
Zijn hartslag is hoog omdat hij teveel heeft hardgelopen.
Her arm is broken and she is taken to the hospital.
=
Haar arm is gebroken en ze is naar het ziekenhuis gebracht.
First Aid at school
=
Eerste Hulp op school
a bandage
=
een verband
a five-car collision
=
kettingbotsing met vijf auto's
toothache
=
kiespijn
accident
=
ongeluk
ankle
=
enkel
bad
=
slecht
bite wounds
=
bijtwonden
chest
=
borst
chickenpox
=
waterpokken
disease / illness
=
ziekte
to feel sick
=
zich niet lekker voelen
flu
=
griep
headache
=
hoofdpijn
healthy
=
gezond
heart
=
hart
hospital
=
ziekenhuis
injured
=
gewond
lungs
=
longen
medicine
=
medicijn
mumps
=
de bof
operation
=
operatie
plaster
=
gips
shoulder
=
schouder
skeleton
=
geraamte
spots
=
vlekken
stomach ache
=
maagpijn
temperature
=
temperatuur
the dentist
=
de tandarts
the sore spot
=
de zere plek
tired
=
moe
to blow your nose
=
je neus snuiten
to break a bone
=
een bot breken
to breathe
=
ademen
to cough
=
hoesten
to have a cold
=
verkouden zijn
to hurt
=
pijn doen
twisted
=
verdraaid
victim
=
slachtoffer
Two people were injured in a collision.
=
Twee mensen waren gewond bij een aanrijding.
What is the matter?
=
Wat is er aan de hand?
She has got a fever.
=
Zij heeft koorts.
My chest hurts and I can't breathe.
=
Mijn borstkas doet zeer en ik heb moeite met ademhalen.
You have got the flu.
=
Je hebt griep.
How do you feel?
=
Hoe voelt u zich?
I don't feel well.
=
Ik voel me niet goed.