FR
EN
NL
DE
ES
IT
Apprendre le vocabulaire
Conseils
Méthode d'étude
Démarrer
Wozzol
Conseils
Méthode d'étude
Listes de vocabulaire
Actualités
Apprendre du vocabulaire
Si vous souhaitez apprendre plus de vocabulaire dans une langue étrangère, n'hésitez pas à nous le faire savoir.
Contactez nous
Liste de vocabulaire
Listes de vocabulaire
Engels
ThiemeMeulenhoff
Go for it!
3 havo-vwo
Go for it 3hv-Unit1
Veuillez vérifier que la liste de vocabulaire est correcte avant de l'apprendre.
Actions
Liste ouverte pour apprendre
Imprimer la liste sous forme de
flashcards
Exporter la liste dans un fichier texte
Engels
Nederlands
crossroads / junction
=
kruising
according to
=
volgens
statue
=
standbeeld
bus stop
=
bushalte
roundabout
=
rotonde
square
=
plein
zebra crossing
=
zebrapad
to cross
=
oversteken
technology
=
technologie
lorry
=
vrachtauto
main street
=
hoofdstraat
to pour
=
hard regenen
exercise
=
lichaamsbeweging
at last
=
eindelijk
soaked
=
doorweekt
umbrella
=
paraplu
circle
=
cirkel
exhibition
=
tentoonstelling
to fancy
=
leuk vinden
date
=
afspraakje
relationship
=
relatie
to question
=
in twijfel trekken
common
=
gebruikelijk
to refuse
=
weigeren
to upset
=
van streek maken
genuine
=
echt
selfish
=
egoïstisch
to turn down
=
afwijzen
even though
=
alhoewel
sad
=
verdrietig
snitch
=
klikspaan
to spy on
=
bespioneren
harmless
=
onschuldig
fatal
=
dodelijk
side-effect
=
bijwerking
quantity
=
hoeveelheid
confusion
=
verwarring
to do a favour
=
een plezier doen
field trip
=
excursie
to supervise
=
toezicht houden op
to freak someone out
=
iemand op de zenuwen werken
chummy
=
intiem
to be on one's guard
=
op zijn hoede zijn
to continue
=
doorgaan
to support
=
steunen
to interview
=
interviewen
businesswoman
=
zakenvrouw
self-employed
=
eigen baas
company
=
bedrijf
job
=
baan
challenging
=
een uitdaging vormend
to set up
=
beginnen
to run
=
leiden
definitely
=
absoluut
break
=
pauze
to suit
=
uitkomen
possibility
=
mogelijkheid
to earn
=
verdienen
office
=
kantoor
staff
=
personeel
cutting-edge
=
spraakmakend
to be in charge
=
de leiding hebben
effort
=
inspanning
awful
=
afschuwelijk
successful
=
succesvol
tough
=
zwaar
a ton of dough
=
heel veel geld
profit
=
winst
to succeed
=
slagen
profitable
=
winstgevend
regular
=
vast
fridge
=
koelkast
stomach
=
maag
growl
=
rommelen
certain
=
bepaald
need
=
behoefte
conscious
=
bewust
unsure
=
onzeker
lonely
=
eenzaam
related
=
verbonden
to depend on
=
afhangen van
value
=
waarde
desirable
=
aantrekkelijk
knowledge
=
kennis
to define
=
bepalen
to clarify
=
verduidelijken
to identify
=
vaststellen
hurdle
=
hindernis
potential
=
mogelijk
outcome
=
resultaat
to justify
=
verantwoorden
clear-cut
=
duidelijk
present
=
heden
to gather
=
verzamelen
to process
=
verwerken
to accept
=
aanvaarden
to acknowledge
=
erkennen
to recognise
=
herkennen
consequence
=
gevolg
indecisive
=
besluiteloos
inhibition
=
remming
excitable
=
prikkelbaar
talkative
=
praatziek